Tekstweergave van GA-1927_MB014_02058

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODA MUM Die heet Anke Janke Manke van Franken, En die oude Anke Janke Manke van Franken Verkoopt alle soorten van hout en dennen en grenen planken. En dan zullen we nog wat verder gaan, Dan zien we een wijf met een kruiwagen staan. Maar dat oude wijf verkoopt geen oesters, knoesters, pieremej oesters, Maar asters, knasters, pieremej asters. Hier zijn dus, gelijk men ziet, aan het rijm van den haan stukken van andere bekende nazegrijmen toegevoegd. Wat nu de beteekenis van het rijm aan - gaat, meen ik dat men aan den inhoud geen gewicht moet toekennen en dat men achter dezen merkwaardigen haan niets bijzon - ders mag zoeken. Het is niets anders dan een grap. Zulke leugenrijmen zijn indertijd zeer intrek geweest en ook dit zal wel alleen ontstaan zijn om te dienen als amusement op gezellige samenkomsten en bruiloften. Men kan het vergelijken met het bekende Duitsche lied van de gans: Was tragt die Gans auf ihrem Schabel Eine Köchin mitsammt der Gabel Enz. (Böhme, No. 1221 flg.). In „Des Knaben Wunderhorn” (Anhang zum 111 Bande (A°. 1808), 23), vindt men: Ich gieng eiumal nach Amsterdam, Auf der Faullenzer Strasse, Man fragt mich, ob ich faullenzen kann, Ich sagte nein, und meint doch ja, Ich sezt mich nieder und faullenzt da. Es war wohl tausend Gulden werth, Dafür kauft ich ein schönes Pferd, Wars kein junges, wars ein alts, Ohne Kopf und ohne Hals, Ohne Schenkel, ohne Hein, Auf dem Pferd ritt ich allein, Auf dem Pferd ritt ich so lang, Bis ihm gar der Bauch zersprang. Flog heraus ein Göckerlein, Krahte grob und krahte fein, Hatt auf seinem Kopf ein Kamm, Drauf stand das Wappen von Amsterdam. Andere Duitsche herinneringen aan on - zen haan kan ik niet aanwijzen. Leiden. G. J. Boekenoogen. KLEINE VONDSTEN. De uitrusting van Willem Barents.— Inde Stadsrekening van 1604 staat, onder het hoofdje „Ander uytgeven aan papier, inct, segelwas”: Schepen Pieter Hasselaer betaelt over de coop ende leverantie van verscheyden caerte, boucken, inct, lack, papier, ende anders bij Gorn. Glaesz. gelevert an Willem Baerntsz voor twee schepen gedestineert te vaeren ajter Nova Sembla om, nae luyt declaratie met ordonnantie ende quitantie compt. LXI gld. 1 st. Me. W. F. H. Oldewelt. Een treffende archief vondst! Tot de hier vermelde zaken behoorden stellig boeken en kaarten, welke in 1597 op Nova Zembla werden achtergelaten, die in 1876 op de plek van „het Behouden Huys” zijn teruggevonden en nog heden in hét Bijksmuseum te zien zijn. Jan coen. de Eijp, de ontdekker van Spitsbergen. 1690, 23 Jan. Jan Gor - neliss. Rijp, getuige bij acte voor Janneken van Bavesteyn met Juliaen Warkijn. (Not. Prot. Lieve Heylinck, nr. 53 fol.11) Dr, W. Zuidema. Een oude „Zwerver” en een schil - der. —■ 1591, 3 Nov. Adriaen Davit, d’oude sweerver, en Jacquemijntken van der Stelt, zijn vrouw, beyde uyt Cheur (Chur in Granbunderland) om Godes woort gevlucht, maken hnn testament, Getuigen: Eeynier de Festere en Jacques Savery. {Not. Prot. Lieve Heylinck, reg. 42 fol. 462) H. NOUWEN. Inden tweeden getuige, Jacques of Jacob Savery, zien wij den ouderen schil - der van dien naam (Bksm. 2874), den broeder van Eoelant. Hij is hier in 1602 aan de pest gestorven. De schilder Cornelis Ketel (Eijksm. 1330—’34). 1606, 28 Maart. Mr. Cor - nelis Ketel en zijn vrouiv Aeltgen Gerritsdr., poirteren deser stede, stellen tot univers. erfgenaam hun eenigen zoon An dries Ketel, hem assigneerende in voldoeninge van deselve erffenisse elk 2500 carolus guldens eens. (Kot. Prot. J. Ghijsberts nr. 26, p. 677) Dr. W. Zuidema. Elisabetii Bas koopt brooden. 1602, 18 Juli. Lubbert Jacobss., baeker op den Nieuwendijck, verklaart ten verzoeke der huysvrouw van capiteyn Jochem Hendricxz. 58