Tekstweergave van GA-1927_MB014_02054
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMÜM
willekeur
en
schandelijke
afpersing,
maar
toch
trokken
zij
in
steeds
grooter
aantal
naar
Antwerpen
en
naar
Middelburg,
om
aan
de
vervolgingen
in
Spanje
en
Portugal
te
ont
-
komen.
Ofschoon
het
doodvonnis
over
Antwerpen
dooreen
edikt
van
Karei
Y
reeds
in
1550
werd
geveld,
toen
vele
kooplieden
van
vreemden
landaard
vertrokken,
zijnde
Marra
-
nen
daar
nog
langen
tijd
gebleven,
in
schijn
Eoomsch-Katholiek
of
ijverige
voorstanders
van
het
Calvinisme.
Ka
de
Unie
van
Utrecht
en
die
van
Atrecht
(1579)
was
de
scheuring
tusschen
Koord-
en
Zuid-Kederland
onherstelbaar
geworden.
Juist
in
dezen
tijd
en
na
de
verovering
van
Portugal
door
Spanje,
werd
een
roi
en
exil,
de
Portugeesche
schijnkoning
Dom
Antonio,
prior
van
Crato,
decentrale
figuur
voor
de
verspreide
Marranen.
Aan
dezen
wijdt
mr.
Prins
een
belangwekkend
hoofdstuk
over
de
periode
1582
—1595,
aan
het
einde
waarvan,
door
de
sluiting
van
de
Schelde,
het
vonnis
over
Antwerpen
als
de
eerste
handelshaven
van
Koord-Europa,
werd
voltrokken.
Kiet
het
minst
door
den
grooten
uit
-
tocht
uit
het
geldrijke
Antwerpen,
heeft
het
Koorden
zijn
opbloei
tot
groote
mogendheid
te
danken.
Uit
dit
tijdvak
dagteekent
ook
de
emigratie
der
Marranen
naar
Koord-Kederland,
welke
mr.
Prins
in
breede
trekken
beschrijft.
Hij
zet
daarbij
volgens
de
nieuwste
onder
-
zoekingen
verscheidene
misvattingen
recht
(o.a.
dat
de
predikant-geograaf
Petrus
Plan
-
cius,
notabene
een
anti-semiet,
van
Joodsche
afkomst
zou
zijn
geweest!)
en
tegelijk
stelt
hij
in
het
licht
hoe
de
emigranten,
ondanks
den
steun
van
de
Amsterdamsche
overheid
en
van
de
Staten
van
Holland,
ook
in
het
Koorden
aan
willekeur
en
partijdige
rechtspraak
waren
onderworpen.
In
April
1605
eindelijk
(of
is
ook
ten
deze
van
Alkmaar
de
victorie
begonnen!)
hebben
enkele
Portugeesche
kooplieden
te
Haarlem,
verzocht
om
daar
een
eigen
Joodsche
gemeente
te
vormen.
Schoorvoetend
is
Amsterdam
daarop
gevolgd.
Hiermede
hadden
de
Koord-Kederlandsche
Marranen
hun
masker
afgelegd
en
de
geschie
-
denis
van
de
Portugeesch-Joodsche
gemeente
te
Amsterdamwas
begonnen.
Aan
het
slot
van
deze
doorwerkte,
van
bijna
verbijsterende
belezenheid
getuigende
studie,
vindt
men
een
uitgebreide
literatuur-opgaaf
en
een
uitvoerig
naamregister.
de
Balbian
Vebstee.
STADSBOOMEN.
Onder
dezen
titel
heeft
de
heer
J.
R.
Koning,
stadstuinarchitect,
hoofd
van
de
afdeeling
beplantingen,
in
Heemschut
nr.
4
(April)
bij
een
paar
mooie
kiekjes
van
belommerde
grachten,
enkele
beschouwingen
gegeven
over
het
onderwerp
dat
tot
zijn
dagelijksche
taak
en
zorg
behoort.
Hij
stelt
de
vraag,
wat
de
grachten
zouden
zijn
zonder
het
prachtige
voorjaarswaas,
zonder
hun
groenen
tooi
inden
zomer,
of
het
takken
gewirwar
dat
zoo
fijn
tegen
een
wintersche
lucht
kan
uitkomen.
De
architectuur
der
huizen
blijft
mooi,
zeker,
maar
zou
die
aparte
sfeer,
die
eenheid,
er
nog
zijn
zonder
de
steeds
verschuivende
lichtplekken,
welke
op
een
zonnigen
dag
een
schilderachtigen
gevel
als
’t
ware
doen
leven!
Hij
die
van
het
juiste
antwoord
niet
zeker
is,
moet
in
het
Eijksmuseum
maar
eens
gaan
zien
naar
dat
schilderij
van
Berckheyde,
de
Bocht
in
het
boomenlooze
tijdperk.
Deftig
en
statig,
maar
kil.
En
wat
zou
de
gracht
zelve
zijn
zonder
de
donkere
weerspiegeling
in
het
water!
Een
storm
van
verontwaardiging
steekt
óp
als
een
oogenschijnlijk
gezonde
boom
wordt
gerooid.
Zoo
gaat
het
ook
bij
het
snoeien.
Het
zij
toegegeven
dat
een
sterk
ingesnoeide
boom
het
eerste
jaar
geen
sieraad
is,
maar
men
behoort
vooruit
te
zien.
Ineen
bepaalde
levensperiode
van
den
boom,
is
snoeien
noodzakelijk
om
zijn
leven
te
verlengen.
Weer
een
andere
reden
tot
beklag
is
het
verplaatsen.
Geen
enkele
„levende”
stad
ontkomt
aan
den
eisch
van
het
verkeer
met
rechte,
breede
straten,
die
onverbiddellijk
alle
hindernissen
rut
den
weg
doen
ruimen.
Men
mag
er
dankbaar
voor
zijn,
dat
de
moderne
techniek
ten
minste
in
staat
stelt
om
de
volwassen
hoornen
te
verplanten.
Dat
gaat
natuurlijk
niet
met
het
wortelgestel
in
zijn
geheelen
omvang,
het
moet
sterk
ingekort
worden
om
de
noodige
levensenergie
te
behouden,
en
hetzelfde
wordt
toegepast
op
de
kroon
ter
wille
van
het
54