Tekstweergave van GA-1927_MB014_02002
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Ten
slotte
vestigen
wij
er
met
nadruk
de
aandacht
onzer
lezers
op,
dat
in
het
vervolg
de
officieele
mededeelingen
van
het
Bestuur
niet
meer,
zooals
tot
dusverre
het
geval
was,
op
de
eerste,
maar
op
de
laatste
bladzijde
van
elke
aflevering
zullen
voorkomen.
Men
verzuime
daarom
nimmer
ze
aldaar
te
zoeken,
en
lette
bijvoorbeeld
ditmaal
op
de
aankondiging
onzer
jaar
-
lijksche
Algemeene
Ledenvergadering.
Het
Bestuur
van
het
Genootschap
Amstelodamum;
Dr.
H.
BRUGMANS,
Voorzitter,
Dr.
JOH.
C.
BREEN,
Secretaris.
PROF.
JHR,
DR.
JAN
SIX.
Het
heengaan
van
Six
kwam
niet
onverwacht;
wij
wisten,
dat
zijn
krachtige
geest
lang
worstelde
met
den
dood.
Maar
nu
wij
staan
voor
het
voldongen
feit,
nu
hij
niet
meer
eender
onzen
is,
nu
brandt
het
gemis
fel
in
onze
ziel.
En
nu
winnen
wij
zeer
sterk
het
gevoel,
dat
van
hem
geldt
als
van
Hamlets
vader:
Ons
oog
ziet
nimmer
zijns
gelijke
weer,
Six
vereenigde
in
zich
een
aantal
hoedanigheden,
die
ieder
op
zich
zelf
stellig
van
waarde
waren,
maar
die
toch
eerst
in
haar
harmonische
verbin
-
ding
en
logischen
samenhang
hem
maakten
tot
wat
hij
was,
eender
eerste
en
voornaamste
mannen
van
Amsterdam.
Patriciƫr
uiteen
waardig
regenten
-
geslacht,
drager
en
vervolger
van
hooge
traditiƫn
van
wijsheid
en
schoonheid,
bezitter
van
fameuse
krmstschatten,
kunstkenner,
tot
wiens
gevoelige
geest
zoowel
het
klassieke
als
het
moderne
sprak,
geleerde
van
beproefde
methode
en
geschoolde
kritiek,
ten
slotte
Amsterdammer
van
den
ouden,
degelijken
stempel
dat
alles
was
Jan
Six
in
opmerkelijke
zuiverheid
en
in
gave
eenheid.
Hier
mogen
wij
wei
den
Amsterdammer
op
den
voorgrond
brengen.
Want
Six
was
Amster
-
dammer
van
afkomst,
geboorte
en
voorkeur.
Ineen
andere
omgeving
zou
hij
waarlijk
niet
zoo
goed
hebben
gevoegd.
Zijn
wezen
hing
aan
Amsterdam;
hij
gevoelde
zich
altijd
Amster
-
dammer,
welke
teleur
stellingen
het
moderne
Amsterdam
hem
ookmag
hebben
bereid
,
hij
bleef
de
oude.
dierbare
stad
getrouw.
Wellicht
mogen
wij
juist
in
zijn
Amsterdammerschap
de
kern
van
zijn
wezen
zien;
voor
ons
was
hij
altijd
de
verte
-
genwoordiger
van
het
geestelijke
Amsterdam
in
zijn
schoonstenuitbloei,
zijn
edelste
ontplooiing.
2