Tekstweergave van GA-1927_JB024_00166
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
De
dames
ontfermden
zich
in
’t
bijzonder
over
de
gehuwde
vrouwen
(voornamelijk
van
Oost-Indievaarders)
die
in
’t
z.g.
„Pock-
of
Kleyne
Huysje”
bij
’t
Pesthuis
verden
verpleegd
„weeghens
’t
quaet
datsy
van
haer
mans
gekregen
hebben”.
Zoo
trokken
zij
een
bedrag
van
12
Carolusguldens
uit
haar
particuliere
kas
„om
Wille
-
myntje
daervoor
te
doen
genesen
door
’t
bidden
van
de
bueren”.
Is,
gelijk
reeds
opgemerkt
werd,
omtrent
de
taak
der
15de
en
16de
eeuwsche
Gast
-
huismeesters
weinig
bekend,
aangaande
den
lat
eren
tijd
weten
wij,
dat
de
Regenten
hun
plichten
en
werkzaamheden
in
onderscheidene
Projects
van
Ordre
uitvoerig
hebben
omschreven
en
herhaaldelijk
gewijzigd.
Dat
reeds
het
„Project
van
Ordre
van
1628”,
waarin
de
functiën
en
werkzaamheden
der
Regenten
na
onderling
overleg
zijn
geregeld,
niet
het
eerste
van
dien
aard
geweest
is,
blijkt
wel
uit
het
feit,
dat
aan
den
in
1621
benoemden
Gasthuis
apotheker
„boven
syn
ordinaris
dyenstloon
een
Vereeringhe,
groot
dertich
ghuldens
wert
toegheleyt,
omme
daarvoor
in
absentie
der
Regenten,
het
officie
van
binnenvaeder
te
bedyenen”.
Het
reeds
genoemde
„Project”
stelde
het
President-en
Vice
Presidentschap
in,
„den
tyt
van
één
Maent
loopende
yder
presidentschap,
dewelcke
gehouden
souden
syn
alle
daeghen
tenminsten
ééns
int
Huys
te
koomen,
om
te
sien
wat
daer
nodich
mocht
wesen
ent
selffde
te
belasten,
„disschoersen
maecken
van
de
standt
des
kantoors
en
den
ommeganck
des
Huys,
om
also
’t
werck
ordentelick
in
goede
order
te
houden
tot
dyenst
en
voordeel
voor
’t
Huys
en
loff
voor
de
Regenten”.
Dat
de
heeren,
die
de
beurt
van
het
dagelijks
bezoek
hadden,
wel
eens
door
afwe
-
zigheid
schitterden,
blijkt
uiteen
notule
van
1666:
„De
Commissarissen
vant
Comptoir,
haer
tyt
hyet
waememende
offt
te
laet
comende,
geen
boeten
behoorden
te
verbueren,
ende
hoeveel”,
waarop
de
Confraters
grootmoedig
resoluteerden
„Nihil”.
De
Regenten
vormden
tevens
onderling
commissies,
welke
ieder
een
deel
van
het
overige
werk
op
zich
zouden
nemen
en
wel:
a.
het
inkoopen
der
levensmiddelen,
b.
het
inkoopen
van
bouw-
en
metselmaterialen,
c.
„het
opsicht
op
de
tymmeragie
ende
reparatie
soowel
binnen-
als
buyten
den
Gasthuyse”
en
d.
de
betaling
der
vor
-
deringen,
inning
der
aan
het
Gasthuis
verschuldigde
bedragen
en
het
in
rechte
optreden
in
processen.
De
heeren,
met
het
inkoopen
der
levensmiddelen
belast,
hadden
blijkbaar
het
meest
met
moeilijkheden
te
kampen,
omdat,
zooals
een
oude
zegswijze
het
uitdrukt:
„de
profeten
voor
het
eten”
wel
eens
ontbraken.
Een
notule
van
1652
gewaagt
daarvan
als
volgt:
„Tot
den
koop
van
18
a
20
Ossen
syn
gecommitteert
Confraters
Popta
en
Yeneman”;
een
volgnotule
zegt
echter:
„Edoch
nyet
gelet
waer
het
geit,
daertoe
noo-
116