Tekstweergave van GA-1927_JB024_00164
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
overlijden.
Dapper
zegt
verder
dat
zij;
„de
opperzorgh
dragen
over
alles,
rekening
houden
van
ontfangh
en
uitgift
en
alles
verrichten,
wat
buiten
het
Gasthuys,
het
-
zelve
rakende,
komt
voor
te
vallen”.
Ook
„nemen
sy
monsteringhe
van
deghene
die
men
van
nieuws
sal
aennemen
(opnemen)
of
doorsenden”
(naar
het
Pesthuis).
Het
Regenten-comptoir
bevond
zich
ineen
der
nevengebouwen
van
het
Oude
Nonnen
-
Convent,
aan
de
voormalige
Oude
Nonnensloet
en
een
pleintje
(Binnenhof)
grenzend.
Het
bestond
uit
het
eigenlijke
comptoir
en
een
vertrek
waar
„de
Papieren
vant
Gast
-
huys
bewaard
werden”.
In
het
Comptoir
hing
een
schilderij,
waarvan
Wagenaar
verondersteld
heeft,
dat
het
een
Altaarstuk
was,
afkomstig
uit
de
kapel
der
Oude
Nonnen.
Een
post
in
het
reeds
genoemde
„Vuytghift
bouck
van
1589
—1594”
geeft
daarover
echter
de
gewenschte
opheldering.
In
1592
hebben
n.l.
de
Regenten
een
schilderstuk
„De
zeven
werken
van
Barmhartigheid”
voorsteliend,
laten
maken
door
den
Amsterdamschen
schilder
Dirck
Barentz.
Barentz.
stierf
echter
in
genoemd
jaar,
de
schilderij
„onvoldaen”
latende;
om
welke
redenen
de
Regenten
weigerden
haar
tegen
den
bedongen
prijs
(/
280.—)
van
den
zoon
Baerent
Dirckx
over
te
nemen.
Zij
weiden
daartoe
echter
bij
uitspraak
van
Schepenen
als
goede
mannen
ver
-
plicht.
Verder
bevond
zich
in
’t
Comptoir
nog
een
Regentenstuk.
De
Regenten
vergaderden
driemaal
per
week
en
wel:
des
Zondags
van
n—l2
uur
’s
morgens
en
verder
op
Woensdag
en
Zaterdag
inden
namiddag.
De
Zondagsche
bijeenkomsten
hebben
waarschijnlijk
geen
ander
doel
gehad,
dan
het
in
ontvangst
nemen
der
gelden,
door
den
apotheker
des
morgens
inde
Gasthuiskerk
gecollecteerd
en
welke
hij,
na
afloop
„boven
moet
brenghen
om
goede
reeckeninghe
vantedoen”
1
;
Ook
was
deze
dag
bestemd
tot
het
ontslaan
der
herstelde
zieken:
„De
apotheker
sal
gehouden
syn
alle
Sondagh
vóór
de
middach
met
den
doctoer
aent
Cantoer
te
comen
vragen
off
het
de
regenten
belieft
ende
gelegen
comt,
de
gesonden
neffens
haer
uyttesetten”.
Voor
het
Comptoir
bevond
zich
de
Binnenhof
een
kleine
tuin
dooreen
muur,
waarin
een
poort,
„de
Soetemelckse
poort”
geheeten,
van
het
plein
„de
Bleyde
Hoeck”
gescheiden.
Een
gallery
leidde
van
genoemde
poort
naar
den
toegang
tot
het
Comptoir.
Lieden,
die
ter
vergadering
ontboden
waren,
dan
wel
ver
-
zocht
hadden,
daarin
toegelaten
te
worden,
moesten
zich
onder
deze
gallery
ver
-
zamelen.
1
Met
betrekking
tot
deze
aangelegenheid
is
de
volgende
resolutie
wel
merkwaardig;
Belangende
alle
de
malle
duyten
soo
nu
als
dan
inde
colleckten
byeenversaemelt''.
Hierop
hebben
de
Regenten
kort
en
goed
geresoluteerd
„Se
te
vercoopen”.
(1695).
114