Tekstweergave van GA-1927_JB024_00160
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
van
1361,
waarbij
Paus
Innoncentius
VI
het
voorrecht
van
Af
laat
verleent
aan
degenen,
die
op
bepaalde
dagen
de
kapel
van
het
Gasthuis
zouden
bezoeken
en
offer
-
vaardigheid
bewijzen
aan
de
kapel
of
aan
’t
Gasthuis,
1
echter
nemende
stads
-
geschiedschrijvers
aan,
dat
het
reeds
omstreeks
’t
midden
der
XlVe
eeuw
is
gesticht
dooreen
gilde,
en
aanvankelijk
ook
bestuurd
werd
door
de
uit
de
Overlieden
van
dat
gilde
gekozen
Gasthuysghilde-meesteren.
Dit
Gasthuis
wordt
echter
reeds
in
1371
„Heyllighe
Gheest
Gasthuys”
genoemd,
2
waaruit
valt
af
te
leiden
dat
het
gilde
niet
meer
in
staat
geweest
is,
de
instelling
(geheel)
uit
eigen
middelen
in
stand
te
houden.
Ter
Gouw
veronderstelt,
dat
de
Vroedschap
in
ruil
voor
den
verleenden
steun
aanvankelijk
alleen
inzage
heeft
geëischt
van
de
„ter
Jairsanc
3
gedane
rekening
en
verantwoording,
doch
dat
na
de
samenvoeging
van
genoemd
Gasthuis
met
het
St.
Pietersgasthuis
(-±
1490)
de
Vroedschap
tezamen
met
de
Overlieden
van
het
gilde
de
gasthuismeesteren
kozen.
„De
Ghasthuysgilde-meesteren”,
ook
„Gasthuys
Beraeders”
of
„Overmans”
ge
-
naamd,
welke
benamingen
inde
16de
eeuw,
toen
de
invloed
van
het
gilde
nog
slechts
van
weinig
of
geen
beteekenis
was,
heeft
plaats
gemaakt
voor
die
van
„Ghasthuys
-
meesteren-yoochden-,
en
vaeders”
waren
eenvoudige
lieden,
die
dit
ambt
waar
-
schijnlijk
wel
nevens
hun
gewonen
arbeid
hebben
waargenomen.
leder
hunner
(’t
collegie
bestond
blijkens
een
opgave
bij
Ter
Gouw,
4
uit
4
personen)
had
gedue
-
rende
een
Maent
die
Marckt
ganck
tot
het
inkoopen
van
levensmiddelen
etc.
Heel
huishoudelijk
staken
zij
de
reeckeninghe
aen
de
Lyasse
int
Cresoor
bij
’t
Glass,
het
aan
„onsen
dyenaer
de
Comptoirkneght”
overlatend,
de
bedragen
in
’t
Vuytghiftbouck”
te
verantwoorden.
De
bossen,
welke
het
St.
Pietersgasthuys
in
6
„Sonderlinghe
herberghen”
5
had
hangen,
o.a.
in
„de
herbergh
de
Roo-Leeu
inde
Warmoesstraet”,
„de
Heere
Caemer
upt
Stadthuys”,
„’t
Paelhuysken
bij
de
Nye
Bruggh,
„de
herbergh
’t
Boet
(?)
op
den
Zeedijck”,
deze
bossen
werden
door
de
Gasthuisvaders
persoonlijk
geledigd.
Op
grond
nu
van
het
feit,
dat
het
oudste
bord
met
„Wapens
en
Namen
der
Heeren
1
Dit
voorrecht
is
in
1488
overgegaan
op
het
St.
Pieters
Gasthuis.
2
Ineen
ordonnantie
van
1592
wordt
nog
gesproken
van
„Kerckmeesteren,
Gasthuys
-
meesteren
ende
Heyl’ghe
Geestmeesteren
van
St.
Pieters
Gasthuis.
3
De
jaarvergadering
van
het
gilde.
4
Dl.
11,
blz.
318.
5
Bijzondere
inden
zin
van
deftige
—of
wel
van
afzonderlijke
d.i.
op
verschillende
plaatsen
inde
stad
staande.
110