Tekstweergave van GA-1927_JB024_00075
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
in
1317
noemde
Willem
111
de
Amsterdammers
„poorters”.
Maar
is
het
niet
even
merkwaardig,
dat
het
verzoekschrift,
dat
toch
vraagt
om
de
keur
van
bisschop
Gui,
aldus
aanvangt;
„Here
dit
is
onse
begheerte
iuwer
liede
der
poerten
van
Aemstelre
-
damme....”
We
stuiten
hier
weer
op
dezelfde
onverklaarbaarheid,
die
wij
ook
con
-
stateerden
inde
keur
van
1300.
In
dit
charter
worden
de
Amsterdammers
zonder
inleiding
poorters
genoemd,
ook
in
het
herstelde
tolprivilege
van
11
October
1317,
terwijl
de
Amsterdammers
zelf
in
het
verzoekschrift
hun
plaats
een
poort
noemen.
Ik
heb
dus
de
stellige
overtuiging,
dat
Amsterdam
zijn
stadrecht,
tenminste
het
recht
van
1300,
in
of
na
1317
heeft
teruggekregen.
1
Bij
de
lezing
van
het
verzoekschrift
krijgt
men
den
indruk,
dat
de
officieele
handvest
van
1300
ook
in
dien
tijd
reeds
verdwenen
was,
want
de
brief
bevat
de
geheele
keur
van
1300,
maar
niet
woordelijk.
Blijkbaar
is
de
brief
geredigeerd
door
iemand,
die
de
keur
van
bisschop
Gui
uitstekend
kende,
want
de
„artikelen”
zijn
nagenoeg
in
de
-
zelfde
volgorde
overgenomen.
De
„nuwen
ponten”
staan
hier
en
daar
tusschen
de
oude
in.
Maar
was
de
keur
van
1300
nog
voorhanden
geweest,
dan
had
de
schrijver
haar
wel
letterlijk
overgenomen.
Misschien
is
zij
in
1304
naar
Den
Haag
overgebracht,
hoewel
het
dan
weer
zonderling
is,
dat
Amsterdam
zijn
oude
tolprivileges
van
1275
en
1291
mocht
behouden.
Onverklaarbaar
is
ook
al
weer,
dat,
waar
de
brief
opgesteld
werd
onder
het
Hol
-
landsche
bewind,
de
boeten
nog
even
hoog
worden
opgegeven
als
in
1300,
dus
waar
-
schijnlijk
in
Utrechtsche
ponden.
De
handvest
van
134
2
rekent
geheel
in
Hollandsche
ponden.
Scheltema
meende,
dat
het
stuk
een
afschrift
was
van
het
origineel,
dat
naar
den
graafwas
opgezonden.
Ter
Gouw
zei,
dat
het
evengoed
een
ontwerp
kon
zijn,
dat
nimmer
verder
is
gekomen
dan
het
Amsterdamsche
archief.
Maar
laten
wij
het
stuk
eens
nader
bekijken.
Onze
aandacht
wordt
natuurlijk
allereerst
getrokken
door
de
„nuwen
ponten”.
De
oude
zijn
reeds
genoegzaam
bespro
-
ken.
„Item
waer
dat
saké
dat
enich
man
van
buten
binnen
juwen
landen
yet
te
zeg
-
ghene
hadde
op
onsen
poertenen
jof
op
onser
poertenen
goet,
dat
hi
daer
niet
of
hebben
en
moghe
meer
dan
vonnesse
van
scepene
binnen
Aemstelredamme”.
Alleen
Amsterdamsche
schepenen
mogen
dus
een
Amsterdammer
berechten,
ook
al
had
hij
1
Prof.
Brugmans,
om
zijn
meening
gevraagd,
berichtte
mij:
„Wanneer
Amsterdam
zijn
stadrecht
na
1304
heeft
teruggekregen,
is
onzeker.
In
ieder
geval
mogen
wij
aannemen,
dat
het
in
1317
was
teruggegeven,
immers
Willem
XXI
noemt
dan
de
Amsterdammers
zijn
poorters.
Maar
een
bepaald
jaartal
is
niet
aan
te
geven
.
25