Tekstweergave van GA-1927_JB024_00072
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
menschen
waren,
die
niet
iets
op
hun
geweten
hadden;
in
dat
geval
ging
de
toelating
buiten
den
heer
om.
De
laatste
zeven
artikelen,
het
geheele
privilege
telt
er
twintig,
omschrijven
de
rechten
en
plichten
der
poorters.
Zij
behoeven
alleen
belasting
op
te
brengen
binnen
Amsterdam,
ook
al
zijn
hun
goederen
buiten
de
stad
gelegen.'
Zeker
mocht
Ter
Gouw
dit
een
„gewigtig
voorregt”
noemen.
Was
eenmaal
iemand
als
poorter
toegelaten,
dan
was
hij
verplicht
zich
binnen
zes
weken
inde
stad
te
vestigen.
Blijkbaar
was
er
onder
de
poorters
nog
een
aantal
lieden,
dat
het
boerenbedrijl
uitoefende.
Tenminste
art.
15
veroorlooft
aan
hen
inde
lente
en
inden
oogsttijd
zes
weken
buiten
het
stadsgebied
door
te
brengen.
Artikel
16
is
de
eerste
en
de
eenigste
plaats
in
het
privilege,
waar
de
raden
genoemd
worden.
Hun
aantal,
later
vier,
wordt
hier
niet
genoemd;
hun
bevoegdheden
schijnen
nog
niet
uitgebreid
te
zijn
geweest.
Wie
de
stad
uittrekt
om
te
rooven,
te
branden
of
vijanden
te
vangen,
en
dit
alles
doet
zonder
verlof
van
schepenen
en
raden,
verbeurt
vijf
pond
en
heeft
bovendien
zijn
poortrecht
verspeeld.
Het
is
echter
ontwijfelbaar,
dat
de
raden
nog
wel
andere
taken
hadden,
dan
bovengenoemde.
Verkeerde
een
poorter
buiten
het
stadsgebied
in
nood,
dan
zouden
de
gemeene
poor
-
ters
met
gemeenen
raad
der
schepenen
dien
man
ontzetten,
tenzij
de
persoon
in
quaestie
gevangen
was
genomen
op
last
van
den
heer
zelf.
Het
volgende
artikel
(art.
x
8)
luidt;
„Voirt
wat
gesciet
binder
vriheyt
van
Amstel
-
redamme
dat
sal
men
berechten
bi
den
scepenen
van
binnen,
daert
jegens
die
heer
-
lichede
niet
en
draghet”.
Dit
artikel
moet
zeer
zeker
zóó
gelezen
worden;
Voorts,
wat
ook
geschiede
enz.
Immers
verschillende
misdrijven
waren
reeds
opgesomd;
onder
dit
artikel
vielen
alle
overige
misdrijven.
De
plaats,
bijna
aan
het
einde
van
de
handvest,
wettigt
deze
opvatting.
Verder
wordt
er
nog
een
pond
boete
gesteld
op
het
feit,
dat
een
poorter
weigerde
op
de
aanmaning
van
schout
of
schepenen,
’s
heeren
recht
te
sterken.
1
En
eindelijk
wordt
den
poorters
voorgehouden,
dat
zij
verplicht
zijn,
hun
heer
te
dienen
naar
vermogen.
Een
rekbaar
artikel
voorwaar,
dat
bij
voorkomende
gelegen
-
heden
door
beide
partijen
ten
eigen
voordeele
kon
uitgelegd
worden.
Dan
was
Leiden
er
in
1266
reeds
beter
aan
toe,
toen
de
dienstplicht
beperkt
werd
op
een
lichting
van
25
man
in
’s
graven
oorlogen.
Dit
was
het
stadrecht
van
Amsterdam,
waarin
stellig
meer
verzwegen
was,
dan
opgenoemd.
Daarom
dan
ook
is
het
zeer
gevaarlijk,
conclusies
te
trekken.
Niets
wordt
1
D.w.z.:
schout
en
schepenen
helpen.
22