Tekstweergave van GA-1927_JB024_00069

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
zwaardmaag voor zich zelf had uitgemaakt, wien hij zou beschuldigen, gaf hij een uittreksel uit zijn geslachtstafel, „vier vierendeelen”, aan den rechter, die dit gegeven overlegde aan den verdachte. Deze koos uit die lijst acht magen, zoo mogelijk 2 uit elk vierendeel. Deze werden vóór de plechtige aanklacht voor den rechter geroe - pen, waarop er vier uitgeloot werden, die den „aanbreng” mochten doen. Deze vier werden onder eede gesteld. Daarna traden de aanbrengers in beraad met de schepe - nen, om dezen al of niet te overtuigen, dat de gewraakte persoon de werkelijke schul - dige was. Natuurlijk stelden de schepenen een onderzoek in, om op de zitting goed beslagen ten ijs te komen. lets dergelijks had men ook in andere steden, waar men dit „schepenkenning” noemde; ook op het platteland was een dergelijk onder - zoek ingevoerd, waar men sprak van „waarheid”. In Kennemerland en benoorden het IJ, en ook te Amsterdam noemde men het „aanbreng”. Dit onderzoek vond plaats buiten de vierschaar; was het afgeloopen, dan gingen schepenen en aanbrengers weer terug naar de vierschaar, waar de taalman 1 den naam van den beschuldigde openlijk uitsprak. Dan had een plechtige formaliteit plaats: de oudste zwaardmaag deed de aanklacht met „wapenruft” 2 en klagelijke woorden. Veroordeeling was na dezen gang van zaken zoo goed als zeker. Dan moest het zoengeld betaald worden. Oorspronkelijk was de misdadiger hier zelf aansprakelijk voor en inde hij het bij zijn magen. Maar aangezien hij meestal gevlucht was, werd het innen opgedragen aan vier van zijn magen, die tevens als borgen optraden. Dit was een heerschende gewoonte in die dagen, niet alleen bij het betalen van zoengeld. Ook inde water - schappen werd de contributie opgebracht door verantwoordelijke „ambachtsbewaar - ders”, die meestal zorgden, meer te innen, dan zij moesten af dragen. Het zoengeld werd nu omgeslagen over de vier vierendeelen van den moordenaar en vier mannen werden aangesteld, om elk in zijn vierendeel de bijdragen der magen te heffen. Dit noemde men „vierendeelen leggen”. Was het geld opgebracht en betaald, dan was de verzoening geheel en al tot stand gebracht; men sprak dan vaneen „alinghe zoene”. De artikelen 3,4, 5,6, 7en 8 handelen over vechten en geweld. Op het misdrijf, 1 Mr. L. Ph. C. van den Bergh „De advocatuur in Holland” Nieuwe Bijdragen voor Regtsgeleerdheid en Wetgeving V, 1855. 2 Wapenruft = wapcnroep. Oorspronkelijk werden de omwonenden te wapen geroepen ter vervolging vaneen op heeterdaad betrapten misdadiger; later beteekende de uit - drukking; iemand op vormelijke wijze beschuldigen vaneen misdrijf, met name van doodslag. (Verdam). 19