Tekstweergave van GA-1927_JB024_00067
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
het
dwarsgrachtje
niet
geloopen
heeft
op
de
plaats
van
de
Enge
Lombardsteeg,
maar
daarnaast,
onder
het
tegenwoordige
Lombardgebouw.
Is
het
alzoo
zeker,
dat
er
een
Oostelijk
verbindingsgrachtje
geweest
is
tusschen
Rokin
en
Oudezijds
Voorburgwal,
hoewel
dit
nog
niet
bewijst,
dat
het
de
Zuidgrens
van
de
stad
uitmaakte
in
1300;
elke
aanwijzing
ontbreekt,
dat
de
Duifjes-
en
St.
Luciënstegen
oorspronkelijk
een
Westelijk
verbindingsgrachtje
hebben
uitgemaakt.
Dit
erkent
Ter
Gouw
volmondig.
Het
is
hierom
misschien,
dat
dr.
Smit
voor
1300
één
stadsgracht
wil
aannemen:
den
Oudezijds
Voorburgwal.
Maar
zeker
is
het,
dat
de
Nieuwezijds
Voorburgwal
in
1333
bestond.
In
dat
iaar
worden
erven
genoemd
aan
de
Westzijde
van
het
Damrak
strekkende
„toit
der
Graf
te
toe.”
1
Onderwerpen
we
nu
Amsterdams
stadbrief
aan
een
nadere
beschouwing.
Het
af
-
schrift
vertoont
geen
nummering
der
artikelen,
noch
een
indeeling
in
afdeelingen.
Ter
Gouw
heeft
de
artikelen
genummerd,
en
ze
bij
zijn
interpretatie
gerubriceerd.
Het
begint
met
een
aanhef
of
inleiding,
waarin
de
schenker,
Gui
van
Avennes,
zegt,
dat
het
inde
volgende
artikelen
vervatte
recht
is
samengesteld
in
overleg
met
de
vertegenwoordigers
der
stad.
De
twee
eerste
artikelen
handelen
over
den
doodslag.
Wanneer
een
moordenaar
op
heeterdaad
betrapt
wordt,
en
gegrepen,
moet
hij
de
doodstraf
ondergaan;
ontsnapt
hij,
dan
krijgt
de
heer,
d.i.
dus
Gui,
twintig
pond
van
zijn
goed.
Willen
de
magen
klagen
met
den
doode,
dan
moeten
vier
mannen
uit
de
maagschap
zweren,
dat
zij
geen
onschuldige
zullen
aanklagen;
genoemde
vier
mannen
moeten
bij
de
schepenen
als
vertrouwde
lieden
bekend
staan
Dit
vereischt
eenige
toelichting,
Volgens
oud-
Germaansche
zede
was
dooreen
misdaad
niet
alleen
de
vrede
verbroken,
maar
was
er
ook
een
veete
ontstaan
tusschen
de
familie
van
den
dader
en
die
van
het
slacht
-
offer.
Tacitus
vermeldt,
hoe
bij
de
Germanen
zelfs
doodslag
dooreen
bepaald
aantal
dieren
geboet
kon
worden,
waardoor
de
veete
een
einde
nam.
Inde
Middeleeuwen
heerschte
deze
gewoonte
ook
nog,
met
dit
verschil,
dat
de
boete
in
natura
ver
-
-1
De
heer
’t
Hooft
schreef
in
het
Jaarboek
van
Amstelodamum
van
1923
ongeveer:
Amsterdamwas
in
1300
of
1304
geen
onbelangrijke
stad,
tenminste
met
inbegrip
van
het
kasteel.
Waarschijnlijk
strekte
zij
zich,
evenals
in
1342
reeds
uit
van
het
IJ
tot
het
Spui.
Amsterdam
is
ontstaan
aan
den
ouden
dam
als
visschersplaats
niet
dus
zooals
Ter
Gouw
meende
als
een
dorpje
ten
Zuiden
der
Oude
kerk
—,
waarna
de
groei
in
deze
rich
-
ting
ging:
Warmoesstraat
over
den
nieuwen
dam
(Vijgendam
of
Middeldam),
Kalver
-
straat.
Nieuwendijk
en
Nes
werden
eerst
later
bebouwd.
17