Tekstweergave van GA-1927_JB024_00061
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
een
mast
met
twee
paar
touwen,
terwijl
het
voorzien
is
vaneen
antiek
zijroer.
Het
randschrift
is
zeer
beschadigd
en
laat
slechts
lezen:
„Sigilum
...
vi
A
.
.
.
eke”.
Dit
duidt
volgens
den
heer
’t
Hooft
op
Amsterdam.
Het
„onser
poerte
seghel”
dateert
hij,
evenals
Ter
Gouw,
op
na
1317.
Hij
meent,
dat
dit
zegel
gediend
moet
hebben
ter
legitimatie
van
kooplieden,
niet
het
z.g.
„tolzegel
,
dat
veel
te
groot
was
voor
zulk
een
doel.
Het
„tolzegel”
draagt
dus
zijn
naam
ten
onrechte;
het
moet
nooit
anders
gebruikt
zijn
dan
als
grootzegel.
Als
verder
bewijs
kan
dan
nog
dienen,
dat
een
voorschrift
van
1573
luidt,
dat
een
afschrift
van
het
oorspronkelijke
privilege
ge
-
waarmerkt
moet
zijn
door
het
„seghel
derselve
stede”,
d.i.
het
stadszegel.
De
heer
’t
Hooft
moet
nu
nog
duidelijk
maken,
waarom
op
den
rand
van
het
„tolzegel
staat
„S(igillum)
opid
(anorum)”,
en
op
den
rand
van
het
stadszegel,
dat
volgens
hem
aan
de
afschriften
werd
gehangen
„S(igillum)
opidi”.
Ook
symboliseert
de
kogge
met
het
Hollandsche
schild
volgens
hem
niet
de
vrije
vaart
door
Holland,
maarden
omvang
van
Amsterdam’s
handel
inde
13e
eeuw.
Prof.
Huizinga,
in
zijn
Gids-opstel
„Dam
en
Kogge”,
bestrijdt,
dat
het
zegel,
hetwelk
de
heer
’t
Hooft
bij
Domselaer
en
Witsen
vond,
van
Amsterdam
afkomstig
is.
De
letters
„eke”
duiden
eerder
op
Medemeleke,
d.i.
Medemblik.
Ook
de
bewering
van
den
heer
’t
Hooft,
dat
het
„stadszegel”,
dat
een
in
1317
verouderd
scheepstype
weergeeft,
gebaseerd
moet
zijn
op
een
ouder
zegel,
trekt
prof.
Huizinga
in
twijfel.
Immers
het
aannemen
vaneen
oud
scheepstype
komt
meer
voor.
Zooals
ik
reeds
opmerkte,
Amsterdam
heeft
zijn
eerste
privilege
spoedig
verloren.
In
1280
moest
Gijsbrecht
IV
het
verliezen
van
Floris
V,
hij
werd
gevangen
genomen
en
de
Amsterdammers
verloren
het
recht
van
tolvrijheid.
Ter
Gouw
oppert
de
meening
dat
Floris
Huiden
de
plaats
van
Amsterdam
wilde
laten
innemen.
Huiden
toch
werd
sterk
begunstigd,
werd
zelfs
tusschen
1281
en
1285
met
poortrecht
begiftigd.
Blijkbaar
wilde
de
graaf
Huiden
houden
en
Amsterdam
teruggeven,
na
den
handel
er
eerst
gefnuikt
te
hebben.
Hoe
het
zij,
Amsterdam
kreeg
in
1291
een
nieuw
tolprivilege,
letterlijk
gelijk
aan
het
eerste.
Ik
zei
boven
reeds,
dat
Amsterdam
met
zijn
erkenning
als
dorpsgemeente
een
belangrijken
stap
had
gedaan,
ja
ik
aarzel
niet
met
te
zeggen,
dat
deze
stap
gewichtiger
was
dan
die
in
1300.
toen
Amsterdam
officieel
een
poort
werd.
Een
onverwacht
gevonden
passage
doet
mij
nog
in
deze
meening
versterken.
Artikel
12
van
het
handvest
van
Gui
van
Avennes
van
1300
luidt:
„Wat
wilcore
dat
die
scoute
mit
den
11