Tekstweergave van GA-1927_JB024_00060

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
met het Hollandsche schild aan den mast, maar het randschrift luidt; ~S.’ opidi de Amestelredamme”, d.i. ~Zegel der stad Amsterdam . Ter Gouw meent, dat het in of kort na 1317 is vervaardigd, toen Amsterdam bij Holland was gekomen. Het was een zegel van de stad Amsterdam als geheel en werd gehangen aan brieven, die van de stad uitgingen; het tolzegel daarentegen was een zegel der burgers, evenals het privilege van 1275 een voorrecht was niet voor de dorpsgemeente als zoodanig, maar voor de bewoners hoofd voor hoofd. Duidelijk blijkt dit b.v. uit de handvest van 1342, waar in artikel 2 staat, dat, wanneer een poorter zich misdraagt tegenover de tollenaars, hij persoonlijk hiervoor aansprakelijk zal worden gesteld en niet de gemeene poort. Na 1342, altijd nog volgens Ter Gouw, heeft men waarschijnlijk het „tolzegel” niet meer gehangen aan de afschriften van den brief van 1275. Sedert dien tijd hing men er het „stadszegel” aan, en kreeg het „tolzegel” een andere be - stemming. Het is b.v. gehangen aan een brief van 1360 en heet in dien brief; „onser ghemeenre Stede grooten zeghel”. Het „grootzegel”, zeker wel meerdere malen gebruikt dan alleen in 1360, diende natuurlijk om gehangen te worden aan brieven van gewicht, en is precies gelijk aan het „tolzegel”, vertoont ook hetzelfde randschrift. En daar nu het „grootzegel”, dat nog te Amsterdam bewaard wordt, juist niet ge - schonden is op de plaats, waar het „tolzegel” wel geschonden is, zoo zijn we in staat het randschrift te reconstrueeren. Op de plaats ,waar we boven met stipjes volstonden, hoort te staan; „qa ipos ïcëd”. Misschien volgde er nog wat. Het privilege van 1275 wettigt het vermoeden, dat genoemde Latijnsche woorden beteekenen: „omdat hij hen inde asch had gelegd”. Prof. Brugmans wijkt in zijn meening over de zegels eenigszins van Ter Gouw af. Hij geeft als zijn overtuiging te kennen, dat het z.g. „tolzegel” gebruikt werd sinds 1275, tenminste sinds 1291, toen het privilege vernieuwd werd. Immers het schild aan den mast vertoont duidelijk het wapen van het Hollandsche huis. En dat het randschrift vermeldt: „S(igillum) opid (anorum)”, d.w.z. „Zegel der burgers”, bewijst volgens prof. Brugmans nog niet, dat het zegel na de stadwording werd vervaardigd, want inde middeleeuwen werden de termen „villa” „oppidum” en „civitas door elkaar gebruikt. De heer ’t Hooft, die een afzonderlijk hoofdstuk wijdt aan de beteekenis der zegels, verdedigt weer een andere meening. 1 Hij leert ons het „oudste” zegel van Amsterdam kennen, dat hij afgebeeld vond bij Domselaer en bij Witsen. Het zegelbeeld vertoont een kogge met een gekanteeld kasteel aan voor en achtersteven. Het vaartuig heeft 1 In „Het ontstaan van Amsterdam”. 10