Tekstweergave van GA-1927_JB024_00059
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Een
geheel
andere
opvatting
kan
men
vinden
bij
Ter
Gouw,
die
meent,
dat
de
stadsgemeenten
zijn
voortgekomen
uit
„schutsgilden”,
en
de
stadsbesturen
uit
de
gildebesturen.
Hij
verwijst
naar
de
Vlaamsche,
Brabantsche
en
Engelsche
steden
en
naar
Parijs.
Wat
Vlaanderen
en
Brabant
betreft,
Pirenne
in
zijn
„Les
anciennes
Démocraties
des
Pays-Bas”
schrijft
wel
een
enormen
invloed
toe
aan
de
aldaar
veelvuldig
voor
-
komende
koopliedengilden,
die
zich
niet
tevreden
stelden
met
hun
corporatieve
bevoegdheden,
maar
ook
publieke
functies
gingen
uitoefenen,
doch
hij
komt
tot
de
conclusie,
dat
nimmer
het
stadsbestuur
is
overgenomen
door
het
gilde
-
bestuur,
integendeel,
dat
het
stadsbestuur
werd
gevormd
dooreen
„échevinage
d’Etat”.
We
zien
dus
sedert
1275
de
Amsterdamsche
binnenschippers
Holland
doorvaren,
voorzien
vaneen
afschrift
van
het
tolprivilege,
dat
gewaarmerkt
moest
zijn
door
een
zegel.
Dat
afschrift
moest
aan
’s
graven
tollenaars
getoond
worden,
waarna
zij
ongehinderd
konden
verder
gaan.
Hoe
zag
het
zegel
er
uit,
waarmede
de
afschriften
werden
gewaarmerkt?
Ook
hier
-
over
bestaat
geen
eenstemmigheid.
Hier
volgt
eerst
de
voorstelling,
welke
Ter
Gouw
van
de
zaak
had.
Hij
zegt
ongeveer;
zoodra
Amsterdam
zijn
tolprivilege
had,
moest
het
een
zegel
laten
snijden.
Dit
zegel
kennen
wij
niet,
maar
het
moet
een
kogge
voorgesteld
hebben
met
het
Hollandsche
schild
aan
den
mast,
om
de
vrije
vaart
door
Holland
te
symboliseeren.
Omdat
een
zégel
rond
is,
werd
ook
het
schip
van
onderen
rond
gesneden,
en
zoo
kwam
het
„koggeschip”
inde
wereld.
Toen
Amsterdam
in
1300
tot
stad
verheven
werd,
was
het
noodig,
een
ander
zegel
te
laten
vervaardigen.
Dit
werd
het
zegel,
dat
tegenwoordig
bekend
staat
onder
den
naam
„tolzegel”.
Hiervan
is
een
sterk
beschadigd
exemplaar
aanwezig
in
het
Rijksarchief.
Het
vertoont
een
koggeschip
met
het
Hollandsche
schild
aan
den
mast.
Een
randschrift,
waarvan
een
gedeelte
is
afgebrokkeld,
laat
het
volgende
lezen:
„S.
opid’.
de
Amestelreda
quos
F.c.
Holl’.
qtos
clamavit
a
suo
theloneo
.
.
.
teste
cyrographo
d.c.i.
c.
F.
super
hoe
ipis
opidanis
donato”,
d.i.;
„Zegel
der
burgers
van
Amsterdam,
die
Floris,
graaf
van
Holland,
heeft
vrij
verklaard
van
zijn
tol,
getuige
de
oorkonde,
die
gezegde
graaf
Floris
daarover
aan
die
burgers
heeft
verleend”.
Dat
dit
zegel
in
of
na
1300
is
gemaakt,
bewijst
Ter
Gouw
hiermede,
dat
in
het
rand
-
schrift
staat:
Zegel
der
burgers
van
Amsterdam.
Inden
loop
der
14e
eeuw
heeft
Amsterdam
zich
een
tweede
zegel
aangeschaft,
dat
in
brieven
van
1338
1388
„Onser
poerte
seghel”
wordt
genoemd.
Hierop
zien
we
eveneens
een
koggeschip
9