Tekstweergave van GA-1926_MB013_00068
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
was
blijkbaar
nog
kalm
en
onschuldig,
want
een
rij
jonge
boomen
was
in
het
midden
op
den
brugoprit
geplant.
Achter
het
huisje,
dicht
bij
den
Stadstimmertuin,
stond
de
rasphuismolen,
die
de
taak
der
houtraspers
op
den
Heiligenweg
overnam.
Nu
wijde
wijzigingen,
die
de
beide
bolwerken
inden
loop
der
tijden
hebben
onder
-
gaan,
vermeld
hebben,
dienen
wij
nog
de
verdere
geschiedenis
van
de
brug
zelve
te
beschrijven.
Dat
het
aantal
bogen
boven
het
water
van
n
op
10
was
gebracht,
schre
-
ven
wij
reeds.
Dit
is
sedert
dien
zoo
gebleven;
de
breedste
en
hoogste
doorgang
ligt
ook
nu
nog
op
3
bogen
afstand
van
de
Utrechtsche-zijde
en
4
bogen
afstand
van
de
Weesper-zijde.
Zelfs
kan
men
de
12
bogen
~op
het
droge”
naar
het
Frederiksplein
toe,
nog
precies
aftellen.
Toen
Sarphati’s
nieuwe
werk
met
zijn
boulevard
gereed
gekomen
was,
begon
men
de
brug
wel
erg
ouderwetsch
te
vinden;
ook
was
haar
hoogte
een
ernstige
belemmering
voor
het
sterk
opkomend
rij
verkeer
en
de
gebrekkige
mechaniek
van
het
opklappend
gedeelte
boven
de
wijde
boog
een
bezwaar
voor
de
doorvaart.
Onder
het
bewind
van
den
stadsingenieur
Kalff
is
de
brug
toen
gebracht
inden
staat,
zooals
wij
haar
nu
kennen.
In
1883,
het
jaar
van
onze
groote
tentoon
-
stelling,
is
dit
werk
volvoerd.
De
brug
werd
niet
minder
dan
1,74
M.
verlaagd;
de
kleppen
boven
de
wijde
boog
werden
verbreed
en
van
hydraulische
drijfkracht
voor
-
zien.
Het
uiterlijk
werd
naar
den
geest
van
den
tijd
verfraaid.
Hierbij
ging
de
mooie
boogconstructie
geheel
teloor;
de
pijlers
werden
verticaal
opgemetseld
en
met
ijzeren
balken
belegd;
de
oude
booglijn
werd
nog
slechts
schijnbaar
gemarkeerd
door
ijzeren
gietstukken.
Van
buiten
werd
de
brug
geheel
met
hardsteen
bekleed
en
vaneen
stee
-
nen
balustrade
voorzien,
waarop
een
geheele
serie
monumentale
lantarens
kwam
te
staan,
waarvan
de
4
middelste
zelfs
met
prachtige
gouden
sterren
werden
bekroond.
Er
hebben
ernstige
plannen
bestaan,
de
brug
te
versieren
met
monumentale
gebeeld
-
houwde
groepen;
Pierre
van
den
Bossche
heeft
hiervan
zelfs
modellen
gemaakt,
die
bij
P.
W.
bewaard
zijn
gebleven
en
waarvan
men
foto’s
heeft
kunnen
zien
op
de
tentoonstelling
van
de
vereeniging
„Kunst
aan
het
Volk”,
die
in
Februari
van
dit
jaar
in
het
Stedelijk
Museum
werd
gehouden.
Waarschijnlijk
om
zuinigheidsredenen
heeft
men
dit
plan
laten
varen
en
moeten
wij
ons
thans
tevreden
stellen
met
de
dub
-
bele
reeks
grafzerken.
In
1903
is
ten
slotte,
wegens
het
toenemend
verkeer,
en
vooral
met
het
oog
op
de
zware
tram-motorwagens
het
beweegbare
deel
nogmaals
vernieuwd,
resp.
belangrijk
verzwaard.
Een,
zuidelijk
van
dit
stuk
geplaatste,
houten
ophaal
-
brug
heeft
toen
tijdelijk
de
beide
brughelften
verbonden.
De
naam
Hooge
Sluis
is
eerst
inde
achttiende
eeuw
opgekomen;
aanvankelijk
heette
zij
slechts
de
Amstelbrug.
Inden
Franschen
tijd
kreeg
zij
den
poëtischen
naam
van
„Pont
des
Amoureux”.
Ter
Gouw
voelde
zeker
weinig
voor
dezen
luchtigen,
Franschen
geest,
en
is
met
de
waarschijnlijke
doch
nuchtere
verklaring
gekomen,
dat
dit
een
verbastering
is
van
„samoureuzen-brug.”
De
Rijnaken,
die
hier
geregeld
pas
-
seerden,
werden
namelijk
ook
wel
samoureuzen
genoemd.
Men
ziet:
van
de
Rijnaken
tot
de
liefde,
il
n’y
a
qu’un
pas!
Aan
Publieke
Werken
gaat
het
Amerikaansch
toe;
de
bruggen
worden
daar
niet
met
namen,
maar
met
nummers
aangeduid.
Zoo
staat
de
Hooge
Sluis
daar
te
boek
als
nummer
246.
Ongeveer
op
dezelfde
plaats,
waar
nu
onze
brug
is
verrezen,
hebben
tusschen
de
jaren
1651
en
1654
opyÜkc
fundeering
2
zware
steenen
blokhuizen
gestaan
van
3
verdiepingen
hoog,
en
van
zwaar
geschut
voorzien.
Het
midden
van
den
Amstel
was
door
palenrijen
afgesloten;
het
verkeer
vond
plaats
tusschen
de
blokhuizen
en
de
oevers,
terwijl
hameien
de
verbinding
tusschen
de
oevers
en
de
blokhuizen
tot
stand
brachten.
Door
de
dichte
palenrijen
ontstonden
echter
modderbanken,
die
dreigden,
den
Amstel
allengs
onbevaarbaar
te
maken.
Daarom
werd,
3
jaar
na
den
bouw,
deze
kostbare
fortificatie
weder
opgeruimd.
Het
materiaal
kon
ten
deele
worden
benut
bij
den
bouw
van
het
Oudezijds
Huiszittenhuis.
A.
E.
d'Ailly.
60