Tekstweergave van GA-1926_MB013_00044
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Het
succes
van
het
Fransche
tooneel
deed
de
directeuren
van
het
College
weldra
omzien
naar
een
nieuwen,
eigen
schouwburg.
Zij
vonden
ten
slotte
een
geschikt
terrein
aan
de
Erwtenmarkt
bij
de
Halvemaansteeg.
Daar
werd
een
aardig,
niet
al
te
groot
theater
gebouwd,
dat
in
1788
werd
geopend.
Het
gebouw
had
een
ton
gouds
gekost.
Wij
hebben
het
nog
gekend
als
de
Schotsche
zendingskerk;
tegenwoordig
heet
het
Salvatori;
het
wordt
voor
godsdienstige
en
andere
bijeenkomsten
benut.
Maarde
oude
Fransche
schouwburg
is
er
nog
altijd
in
te
herkennen.
Men
speelde
er
het
gewone
Fransche
repertoire:
klassieke
spelen,
maar
ook
stukken
van
lichter
allooi.
In
1793
werd
de
schouwburg
aan
de
Erwtenmarkt
tengevolge
van
den
ge
-
spannen
politicken
toestand
gesloten.
Eerst
twee
jaar
daarna,
na
de
revolutie,
werd
hij
weer
heropend.
Nog
veel
later
was
hier
de
Fransche
schouwburg
van
Amsterdam.
H.
B.
LANGS
DEN
WEG
Wijnkoopersgildehuis.
Het
voormalige
Wijnkoopersgildehuis
inde
Koestraat
is
dezer
dagen
inwendig
eens
flink
opgepoetst.
De
prenten
en
het
schilderstuk
zijn
verhangen.
Wij
vestigen
er
nog
eens
de
aandacht
op
dat
dit
onde
gebouw
dagelijks
van
2
—4
uur
koste
-
loos
is
te
bezichtigen.
Aan
degenen,
die
belang
-
stellen
ineen
oud-Amsterdamsch
intérieur,
wordt
zulk
een
bezoek
aanbevolen.
Bureau
voor
adviezen
op
huishoudelijk
EN
MAATSCHAPPELIJK
GEBIED.
Als
iets
nieuws
in
het
heden
van
Amsterdam
kan
op
dit
bureau
worden
gewezen,
dat
door
mevrouw
J,
Franco
Mendes-Calisch,
in
samenwerking
met
mevrouw
Kappeyne
van
de
Coppello-Wygers,
in
Maart
1922
werd
opgericht.
De
bedoeling
is,
laat
ons
maar
zeggen:
raad
te
geven
in
alle
zaken!
Dames
kunnen
er
ingelicht
worden
voor
een
werklijstje
voor
de
huishouding
en
jonge
artisten
kunnen
er
leeren
een
tentoonstelling
in
elkaar
te
zetten.
In
cursussen
worden
allerlei
maatschappelijke
onderwerpen
door
der
zake
kundigen
behandeld.
Mevrouw
Franco
Mendes
zelve
geeft
een
cursus
over
„aansporing
tot
gemeenschapszin”:
in
onze
stad
zeker
niet
overbodig!
De
A.N.D.B.
Een
overzicht
van
zijn
ONTSTAAN,
ZIJNE
ONTWIKKELING
EN
ZIJNE
beteekenis
door
C.
A.
van
der
Velde.
Met
een
enkel
woord
moge
hier
de
aandacht
worden
gevestigd
op
dit
belangrijk
en
omvang
-
rijk,
bijna
800
bladzijden
tellend
Gedenkboek
van
den
Algemeenen
Nederlandschen
Diamant
-
bewerkersbond,
dat
ook
voor
de
geschiedenis
van
Amsterdam
waardevolle
gegevens
bevat.
Het
is
fraai
uitgevoerd
en
rijk
geïllustreerd.
OUD
EN
NIEUW
UIT
AMSTERDAM’S
VERLEDEN
De
gasthuisapothekers.
In
het
Tijd
-
schrijt
voor
geneeskunde
geeft
de
heer
J.
Hel-
linga,
die
reeds
zooveel
heeft
verzameld
over
de
geschiedenis
van
onze
gasthuizen,
een
nieuwe
bijdrage
tot
de
geschiedenis
der
Am
-
sterdamsche
gasthuisapothekers,
met
name
die
van
het
Buitengasthuis.
Het
Buitengasthuis
nam
altijd
een
mindere
plaats
in
dan
het
St.
Pietersgasthuis
inde
stad.
Dat
gold
van
den
dokter
en
den
chirurgijn,
maar
evenzeer
van
den
apotheker:
„vergeleken
bij
de
positie
van
den
apotheker
in
het
St.
Pietersgasthuis,
die
met
het
oppertoezicht
over
de
apotheek
van
het
Buitengasthuis
belast
was,
en
boven
zijn
bezoldiging
als
Stadsapotheker
nog
uit
onderscheidene
leveranties
belangrijke
baten
genoot,
was
die
van
zijn
collega
in
het
Buiten
-
gasthuis
niet
gunstig”.
Het
is
zelfs
de
vraag
of
het
Pesthuis,
dat
in
1635
in
gebruik
werd
genomen,
onmiddellijk
wel
een
apotheker
rijk
is
geweest.
De
17de
eeuwsche
geschiedschrijvers
zijn
in
hun
mededeelingen
daarover
allerminst
gelijkluidend:
wel
schijnt
er
een
apotheek
te
zijn
geweest,
maar
die
werd
dan
van
het
St.
Pietersgasthuis
bediend.
Maar
zij
werd
be
-
heerd
door
den
postmeester,
het
hoofd
van
den
dienst,
wat
tot
allerlei
oneenigheid
aan
-
leiding
gaf.
Een
notule
van
September
1658
zegt
daaromtrent:
„AlzooGerritGerritsz.
Koch
(de
apotheker
van
het
gasthuis)
klachtich
valt,
dat
mr.
Gerritsz.
int
Pesthuys
(de
pest
-
meester)
veel
mediecijnen
is
halende,
sonder
weynigh
offt
gheen
patiënten
te
hebben,
en
dat
de
sleutel
van
de
apotheecq
aldaer
in
handen
van
de
moeder
in
’t
Pesthuys
plegen
(behoort)
te
berusten,
en
sulckx
niet
sijnde,
versoecken
’t
selvige
alzoo
weer
te
mogen
geschieden
opdat
inspectie
mach
neemen
waar
de
gehaalde
medicijnen
geconsumeert
werden”.
Had
Koch
vermoeden,
dat
de
medicijnen
ten
eigen
bate
door
den
postmeester
werden
aangewend?
Waarschijnlijk
wel.
De
postmeesters
waren
tevens
cureerders;
als
zoodanig
sloten
zij
overeenkomsten
met
regenten
van
het
gasthuis
over
het
behandelen
van
de
befaamde
„morbus
gallicus”:
de
postmeester
moest
tevens
de
medicijnen
leveren,
maar
betrok
ze
dan
blijk
-
baar
op
kosten
van
de
stad
uit
de
gasthuis
-
apotheek.
Later
althans
komt
een
zekere
36