Tekstweergave van GA-1926_MB013_00039
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
zoo
heel
goed
kende,
frappeerde
al
dezelfde
Joodsche,
dezeOosteischelustin
’tbazar-gedoe.
In
zijn
Moortje
(uit
’t
jaar
1615)
zegt
hij
(IV.
3.3;
vers
1446),
wanneer
hij
wil
schilderen,
hoe
lui
ineen
kringetje
gingen
staan
om
ge
-
zellig
met
elkaar
te
praten:
„So
maackte
wy
een
ringh
ghelijck
de
Portegysen”.
Mr.
Iz.
Prins
Wijlen
J.
W.
Enschedé.
Inde
Waalsche
kerkte
Haarlem
is
aan
den
avond
van
26
Febr.
een
bijzondere
dienst
gehouden,
gewijd
aan
de
nagedachtenis
van
den
heer
J.
W.
Enschedé,
De
dienst
werd
geleid
door
Ds.
Ch.
F.
Krafft.
Nadat
eenige
godsdienstige
plechtigheden
waren
vervuld,
hield
ds.
Krafft
een
causerie
over
het
onderwerp:
„La
musique,
sa
place
dans
le
culte
et
I’église
et
les
organistes”.
Spr.
las
eerst
een
hulde
voor
aan
Jan
Willem
Enschedé,
den
geleerde,
den
gewetensvollen
werker,
die
eenigszins
als
een
kluizenaar
leefde
en
toch
op
de
hoogte
was
met
alles
wat
er
in
de
wereld
omging.
In
't
bijzonder,
zeide
spreker,
was
hij
een
kenner
van
het
boek
en
van
de
muziek.
Vooral
stelde
hij
belang
in
het
verband
tusschen
mu
-
ziek
en
kerk.
Spr.
bracht
in
zijrt
causerie
warme
hulde
aan
de
nagedachtenis
van
den
heer
Enschedé
en
besprak
enkele
van
diens
denkbeelden
met
betrekking
tot
muziek
en
eeredienst.
Aan
het
einde
van
den
dienst
verhieven
de
aanwezigen
zich
van
hun
zetels
om
staande
den
overledene
te
gedenken.
De
plechtigheid
werd
bijgewoond
door
mevrouw
Enschedé-Vos
en
den
oudsten
zoon
van
wijlen
J.
W.
Enschedé.
OUD
EN
NIEUW
UIT
AMSTERDAM’S
VERLEDEN
Het
Logement
van
Amsterdam
te
’s-Gra
-
venhagk.
Daar
mij
gebleken
is,
dat
de
studie
van
wijlen
dr.
P.
Scheltema
over
boven
-
genoemd
onderwerp,
voorkomende
in
het
tweede
deel
van
„Aemstel's
Oudheid”,
nog
steeds
geraadpleegd
wordt
voor
het
schrijven
van
populaire
artikelen,
komt
het
mij
van
eenig
belang
voor,
enkele
onjuistheden
in
die
studie
recht
te
zetten,
en
een
voor
zoover
ik
weet
nog
niet
gebruikte
bron
aan
te
wijzen.
Op
blz.
225
staat
te
lezen,
dat
in
1748
het
toezicht
op
het
Logement
werd
opgedragen
aan
de
vrouwen
der
regeerende
burgemeesteren
en
dat
men
haar
later
verving
door
één
„me
-
vrouw
van
huishouding”.
De
eerste
mede
-
deeling
is
voor
de
helft
waar,
en
de
tweede,
waarvan
de
herkomst
ook
niet
wordt
opge
-
geven,
is
waarschijnlijk
onjuist.
De
dames,
die
den
2QSten
December
1748
werden
aangewezen,
waren
de
echtgenooten
van
mr.
Pieter
Six,
mr.
Pieter
Rendorp,
mr.
Cornelis
Trip
en
mr.
Gerard
Arnoud
Hasselaar.
1
),
Hiervan
waren
alleen
Trip
en
Hasselaar
regeerende
burgemeesters,
de
andere
twee
oud
-
burgemeesters.
Misschien
heeft
het
getal
vier
Scheltema
parten
gespeeld.
Hoe
de
schrijver
verder
tot
één
mevrouw
van
huishouding
kwam,
is
wellicht
op
deze
wijze
op
te
lossen.
Den
zysten
Januari
1758
arresteerde
de
Oud-Raad
een
reglement,
door
Scheltema
genoemd
en
mogelijk
vluchtig
door
-
gezien,
„om
een
goede
order
en
Schicking
in
het
Logement
inden
Haag
te
doen
obser
-
veeren
.
.
Hierin
wordt
o.a.
gesproken
over
de
taak
van
de
mevrouwen.
De
secretarieklerk,
die
het
reglement
in
het
Resolutieboek
2
)
afschreef,
gebruikte
evenwel
door
elkaar
de
vormen
„mevrouwe”
en
„mevrouwen”,
zoodat
hierdoor
waarschijnlijk
de
vergissing
inde
wereld
is
gekomen.
Duidelijk
komt
echter
steeds
aan
den
dag,
dat
een
meervoud
bedoeld
is.
De
volgende
zinsnede
is
in
dit
opzicht
teekenend:
„En
is
.
.
.
goedgevonden
de
Me
-
vrouwe
van
de
Huyshouding
te
versoeken
van
eens
jaars
gezamentlijk
ofte
eene
van
deselve
inde
maand
Maij
...
na
den
Haag
te
willen
gaan
...”
In
1758
hield
men
dus
nog
vast
aan
een
aantal
verzorgsters
van
de
„huishouding
in
Den
Haag”,
en
vaneen
gewijzigd
reglement
is
mij
niets
gebleken.
Op
blz.
227
verwijst
Scheltema
naar
een
teekening
van
het
Logement,
door
Moucheron
vervaardigd,
welke
zich
in
zijn
tijd
op
de
Modelkamer
van
het
Amsterdamsche
Archief
bevond.
Al
mijn
nasporingen
hebben
niet
tot
het
ontdekken
van
deze
teekening
kunnen
leiden,
Een
inventaris
van
het
Logement
in
1798
opgemaakt,
berustende
op
het
Oud-Archief
alhier,
vermeldt
een
houten
kist
met
teeke
-
ningen,
die
op
de
bibliotheek
stond.
Die
kist
is
bewaard
gebleven.
Ze
bevindt
zich
thans
op
het
Algemeen
Rijksarchief
in
Den
Haag
en
bevat
een
twaalftal
teekeningen,
benevens
eenige
koop-
en
huuracten.
Bij
die
afbeeldingen
is
evenwel
niet
de
gezochte
Moucheron.
De
teekeningen
bleken
ontwerpen
te
zijn
van
voor
-
en
achtergevel,
waarvan
er
een
onderteekend
is
door
Jean
Couton,
tuinhuis,
plafondver
-
sieringen,
waarbij
zeer
fraaie,
tuinaanleg,
grond
-
plan,
enz.,
die
niet
uitgevoerd
zijn.
Eén
voor
-
gevel
was
ontworpen
met
niet
minder
dan
tien
ramen
inde
breedte.
Het
Amsterdamsche
wapen
is
hier
geplaatst
boven
het
logement
van
den
Gecommitteerde.
Een
andere
voor
-
gevel
vertoont
de
uitgevoerde
verdeeling
in
zeven
ramen,
maar
mist
het
wapen
ten
eenen
-
male.
Volgens
een
schrijven
van
den
archivaris
der
Ilde
Afdeeling
van
het
Algemeen
Rijks
-
archief,
moet
de
kist
in
1862
door
de
gemeente
Amsterdam
ten
geschenke
zijn
gegeven
aan
het
Rijk.
J.
Z.
Kanneüieter.
*)
Resol.
Oud-Raad
1748,
bl.
144
keerz,
2
)
Resol.
Oud-Raad
1758,
bl.
124
vlg.
31