Tekstweergave van GA-1926_MB013_00037

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM naar de kleine Vleeschhal, waar de overlieden de geheele bovenruimte te hunner beschikking krijgen. De theoretische lessen werden echter in het gildegebouw ge - houden. Ten slotte voldoet ook de ruimte boven de St. Pietershal niet meer en krijgt men van Burgemeesters gedaan, dat in het waaggebouw, boven de schutterijzaal een groote collegezaal wordt gebouwd met koepeldak. Op kundige en smaakvolle wijze hebben de Regeerders zich van deze taak gekweten, en zoo werd in 1690 deze fraaie zaal van het Theatrum anatomicum geopend. In het midden stond de draai - bare tafel voor de demonstratie; daaromheen waren acht amphitheaterswijze ver - hoogde rangen rondom; de eerste rij van banken voorzien, de overige als staanplaatsen bedoeld. De koepel werd versierd met een latijnsche inscriptie van Barlaeus en ge - leidelijk aan met de wapens der heelmeesters. Vele malen hebben deze zich laten schilderen. Hierbij zijn eenige doeken, die ons zeer bekend zijn. Wij noemden reeds de Anatomie van Tulp door Rembrandt; bovendien heeft dezelfde meester op zijn 52ste jaar nog de anatomische les van Deyman geschilderd, welke belangrijk doek in 1732, hangende met vele andere doeken inde vergaderzaal van het gilde, door brand grootendeels is vernield. Het overgebleven fragment is later naar Engeland verkocht. Gelukkig heeft Prof. Six dit weder voor onze stad terug weten te winnen. Andere belangrijke doeken van het chirurgijnsgilde zijnde anatomie van Sebastiaan Egbertsz door Aert Pietersen en door Thomas de Keyzer; Fonteyn, geschilderd door Nic. Elias. Fred. Ruysch, geconterfeyt door Adr. Backer en door J. van Neck, dan twee doeken door Com. Troost en eenige door Quinckhard, welke laatste zich ook heeft belast met het bij schilderen der door brand en verwaarloozing beschadigde portretstukken. Maar niet alleen bezat dit gilde een aanzienlijke collectie schilderijen, er was ook geleidelijk een interessante verzameling anatomische preparaten, opgezette dieren en allerhande curiosa gevormd, welke collectie in 1773 belangrijk werd aan - gevuld met een schenking van Hovius van anatomische beenderen en schedels. Het beding hierbij was echter, dat deze verzameling ineen glazen kast zou worden op - gesteld. Deze kast is inderdaad gemaakt en inde gildekamer geplaatst; bij gebrek aan ruimte heeft men zich toen intusschen niet ontzien, vaneen der schilderijen be - langrijke stukken af te snijden. Dit teekent wel den geest van den tijd. De kunst kwam in het gedrang; wij vermeldden reeds, dat de schilderijen zeer waren verwaar - loosd; wel gaf men zich in 1817 nog de moeite, de anatomie van Tulp te verdoeken, maarde collectie was reeds geïnventariseerd en getaxeerd, en in 1828 werd dit echt Amsterdamsche stuk van Rembrandt door de ~plaatselijke commissie van genees - kundig toevoorzicht”, die in 1798 inde plaatswas getreden van het ontbonden chirurgijnsgilde, aan het Rijk verkocht voor / 32000. —. Ten slotte werden in 1862 alle andere doeken verkocht aan den kunstkooper W. P. Schouten. Gelukkig is hier - tegen toen door de burgerij geprotesteerd; een commissie werd gevormd, die een fonds bijeenbracht, en de heer Schouten werd bereid gevonden de doeken aan deze commissie terug te geven tegen den inkoopsprijs, vermeerderd met de kosten, die hij voor restaureeren had uitgegeven. De collectie in haar geheel werd toen aan de stad geschonken, die ze aan het Rijksmuseum in bruikleen gaf. Tusschen de jaren 1803 en 1849 geniet het waaggebouw de twijfelachtige eer, aan - gewezen te worden tot het uitvoeren van executies en lijfstraffen. De oude schutterij - kamer en de gildekamer der chirurgijns werden dan hiertoe beschikbaar gesteld, terwijl het schavot werd opgericht aan den voorkant van het gebouw. Trouwens, de geschiedenis van ons gebouw is gedurende de eerste drie kwartalen der 19de eeuw niet eervol geweest. De waag, als zoodanig, wordt in 1819 opgeheven. In 1829, een zwart jaar in onze Amsterdamsche geschiedenis, wordt een lijst opgemaakt van tot slooping in aanmerking komende gebouwen. Hierop komen o.a. voor de Haring - pakkers- en de Jan Roodenpoorttoren (welke inderdaad beide worden afgebroken), 29