Tekstweergave van GA-1926_MB013_00030

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM „Die eerste engelsche gemeente hield toen haar godsdienstige plechtigheden ineen daar - voor gehuurde zaal op den Achterburgwal. Daar heeft men ongeveer zestig jaren de gods - dienstoefeningen gehouden, waarna de burge - meesters van Amsterdam op verzoek van den engelschen gezant den Engelschen in Januari 1765 tijdelijk een zaal in gebruik gaven in het Athenaeum en daarna aan hen afstonden het gebruik van den Staalhof op den Groenen Burgwal, het gebouw, waarin tot op dezen dag de engelsche kerk gevestigd is. Dit gebeurde in 1771, maarde Episcopalen hebben niet ongestoord in dit gebouw hun godsdienst - oefeningen kunnen houden. Want moeilijke tijden braken voor de engelsche kolonie aan, toen de Franschen ons land kwamen bezetten en den Staalhof voor andere doeleinden op - eischten. „Bij het herstel van Nederland’s onafhanke - lijkheid boden de regeerders van Amsterdam den Engelschen opnieuw het gebouw aan en daarbij zelfs een salaris aan hun predikant, echter onder de voorwaarde, dat zij zich, evenals de Schotsche Presbyterianen in deze stad, zouden willen onderwerpen aan de Synode der Neder - landsch Hervormde Kerk. „De Episcopalen weigerden zulks beslist, aangezien zij, als leden der engelsche Staats - kerk, geen ander geestelijk gezag konden er - kennen dan de engelsche bisschoppen en het gevolg dier weigering is geweest, dat zij te Amsterdam zéér moeilijke jaren hebben gehad. Zij moesten zich niet alleen behelpen met een gebouw op de Heerengracht, hetwelk eerst van de Moravische broeders was geweest, doch hun financieele moeilijkheden waren zóó groot, dat zij zich om steun hadden te wenden tot hun landgenooten aan de andere zijde der Noordzee. Die hulp kwam door bemiddeling van den Rev. Charles Simeon, van Xrinity College te Cambridge en van den Rev. William March van de St. Peters Kerkte Colchester. Dank zij dien steun kon de gemeente althans in stand blijven, tot in 1822 de overheid van Amsterdam haar opnieuw den Staalhof als plaats voor haar godsdienstoefeningen aanbood en zulks nu voor goed aan haar overdroeg. „Van dien tijd afzijn weder betere tijden voor de Engelsche Episcopalen te Amsterdam aangebroken, De Britsche regeering en rijke landgenooten gaven financieelen steun en toen in 1859 de kerk officieel verbonden werd aan het engelsche consulaat te dezer stede, waar - mee gepaard ging een toelage van 150 pond ’s jaars, kon de kerk zich althans weder meer ontwikkelen, ook al dwongen de financieele verhoudingen nog steeds tot groote voorzichtig - heid, want grootendeels had men toch te steunen op gaven van particulieren. „En zoo is deze kerk inden vroegeren amsterdamschen Staalhof meer en meer ge - worden eender merkwaardige instellingen in de rij vandoor vreemdelingen en hun afstam - melingen in stand gehouden stichtingen uit vroeger eeuwen, getuigenis afleggende boven - dien van den geest van vrijheid, die Amsterdam en haar magistratuur door alle eeuwen heen gekenmerkt heeft. De Nederlander uit onze provincie, die Amsterdam bezoekt, is zich van het bestaan en de belangwekkende ge - schiedenis dezer kerk meestal niet bewust, maar als ik hem aanraad er bij gelegenheid eens zijn schreden heen te richten en er een blik op te slaan, dan doe ik zulks vooral omdat de plaats, waar zij staat, nog behoort tot een der typische oude grachtjes in Amsterdam, welke nog bewaard zijn gebleven. Vooral in den zomer is dit grachtje eender bekoorlijkste in het oude gedeelte van de hoofdstad, waard even bezocht te worden door eiken Neder - lander, die, tredende uit het moderne stads - gewoel, wel even zich wil vermeien in het overgebleven oude, dat deze merkwaardige stad nog bezitten mag”. J. W. E. Ephraim van Emden, In het Makelaars- Weekblad van 5 Jan. begint de heer A. H. Wolf Az. de publicatie van joodsche makelaars. Hij signaleert 1757; Ephraim van Emden, 1805 Isaac van Emden. J. W. E. J. W. Helmer. Een trouw vriend van Amsterdam's kleine geschiedenis is in Januari heengegaan; 12 Januari overleed de heer J.W. Helmer. De N. Roti. Crt. (12 Jan. Avbl. D.) schrijft dienaangaande: „Hedenmorgen is hier ter stede overleden, 72 jaar oud, de heer J. W. Helmer, oud-redac - teur van de Tijd, oud-bestuurslid van den Ne - derlandschen Journalistenkring en oud-voor - zitter van de Amsterdamsche Pers. Helmer behoorde tot de veteranen in ons vak. Op 1 December 1923 mocht hij zijn gou - den ambtsjubileum vieren, bij welke gelegen - heid hij benoemd werd tot ridder inde orde van Oranje Nassau. Hij was zeer bemind onder zijn collega’s, ook onder de jongeren, van wie hij zich steeds een goed kameraad toonde. In een moeilijke periode van de Amsterdamsche Pers, toen de vereeniging door ~binnenland - sche onlusten” verdeeld was, nam hij het pre - sidium op zich en hij wist de eensgezindheid en de rustte herstellen. Helmer was een verdienstelijk journalist. Hij diende zijn courant als redacteur binnen - land en redigeerde ook geruimen tijd Het Dom - pertje. Ook na zijn pensioneering op 1 Januari 1924, bij het bereiken van den 70-jarigen leef - tijd, bleef hij medewerken aan De Tijd. Helmer muntte vooral uit door eenvoud en goed hu - meur. De herinnering aan zijn persoon zal bij de Amsterdamsche journalisten blijven voort - leven”. J. W. E. 22