Tekstweergave van GA-1926_MB013_00027
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
niet
met
die
volledigheid
bekend
(zijn),
die
alleszins
vereischt
zoude
worden
om
tot
derzelver
instandhouding
en
verbetering
.
„
.
naar
eisch
te
kunnen
werkzaam
zijn”
verlangde
deze
circulaire
inlichtingen
betreffende
den
~staat
der
fabrieken
en
tra-
fieken,
zoodanig
als
zich
die
op
den
eersten
Augustus
1816
werkelijk
bevond”.
Deze
missive
werd
aan
de
besturen
der
onderscheiden
provinciën
gezonden,
die
op
hun
beurt
zich
om
inlichting
wendden
tot
het
plaatselijk
bewind;
van
hier
daalde
het
verzoek
om
informatie
tot
de
leiders
der
bedrijven,
die
de
gevraagde
opgaven
verstrekten
en
in
aanmerkingen
hun
wenschen
kenbaar
maakten;
uit
deze
benedenste
lagen
stegen
daarna
de
gegevens
via
plaatselijk
en
provinciaal
tot
het
centraal
bewind.
De
re
-
geering
van
Amsterdam
laat
niet
na
erop
te
wijzen,
dat
inde
klachten
en
wenschen
de
stem
der
bedrijven
zelf
wordt
gehoord
en
dat
ze
hier
heeft
ze
wellicht
op
den
roep
om
protectie
en
om
herstel
der
gildenorganisatie
het
oog
die
uitingen
niet
als
de
hare
wil
laten
beschouwen.
Wat
de
hoofdstad
betreft,
merkt
prof.
(sneller
op:
„Amsterdam
vertoonde
in
vele
opzichten
trekken
van
overeenkomst
met
Hollands
tweede
koopstad
Rotterdam.
De
beteekenis
van
deze
laatste
als
centrum
van
den
Indischen
handel
was
ongetwijfeld
veel
minder
groot;
ook
hebben
de
belangen
van
den
Oostzeehandel
er
minder
ge
-
wogen;
daarentegen
golden
die
van
den
Westerschen
handel
op
Engeland
en
Frank
-
rijk
er
meer.
Aan
beide
steden
gemeen
was
de
handel
op
het
Rijngebied,
dat
inde
achttiende
eeuw
onder
de
economische
suprematie
van
Holland
ging
gebukt,
een
suprematie,
die
het
herstelde
koninkrijk
van
na
1813
zocht
te
herstellen,
o.a.
door
zijn
beschermende
tariefspolitiek
...
Kenmerkend
voor
dit
onderdeel
van
het
econo
-
mische
leven
van
Amsterdam
en
Rotterdam
is
de
bloeiende
suikerraffinaderij;
de
koloniale
handel,
voornamelijk
die
op
de
West,
leverde
het
grondmateriaal,
de
ruwe
rietsuiker,
die
inde
raffinage
werd
gezuiverd
en
den
Rijn
op
naar
Duitschland
werd
geëxporteerd”.
Dergelijke
industrieën,
die
men
voornamelijk
in
of
nabij
de
groote
handelssteden
aantrof,
werden
trafieken
genoemd.
Waar
het
arbeidsproces
domineerde
sprak
men
van
fabriek;
waar
het
handels-
en
verkeersproces
de
overhand
had,
gebruikte
men
het
woord
trafiek.
Naderde
aldus
het
trafiekwezen
zeer
dicht
den
handel,
toch
was
een
onderscheid
hierin
gelegen,
dat
de
koopman
zich
geneerde
met
goederen
van
allerlei
soort,
terwijl
de
trafikant
slechts
handelde
~ineen
enkelde
tak
van
onbewerkte
waaren”,
namelijk
in
die,
welke
grondstof
waren
voor
zijn
indu
-
strie.
Kenmerkend
voor
het
trafiekwezen
der
zeesteden
was
de
suikerraffinaderij.
De
„suyckerbackerye”,
waarschijnlijk
in
het
laatst
der
zestiende
eeuw
uit
de
Zuide
-
lijke
Nederlanden
naar
het
Noorden
gekomen,
had
zich
aan
den
Amstel
ontwikkeld
tot
een
bloeiend
bedrijf.
Inde
achttiende
eeuw
ging
deze
industrie
voort
te
bloeien;
in
het
midden
van
die
eeuw
waren
er
in
Nederland
145
raffinaderijen,
waarvan
90
te
Amsterdam.
Zooals
wij
zagen,
was
de
Rijnstreek
het
voornaamste
afzetgebied.
De
Fransche
overheersching
heeft
dit
raffinagebedrijf
vernietigd
door
den
aanvoer
van
grondstof
af
te
snijden
en
dooreen
groot
grondgebied
af
te
sluiten
als
débouché,
Toch
worden
in
Amsterdam
in
dien
tijd
nog
86
suiker-etablissementen
genoemd;
maar
daarna
waren
in
1811
nog
20,
in
1812
nog
maar
5,
in
1813
nog
slechts
3
in
wer
-
king;
het
aantal
arbeiders
bedroeg
in
die
jaren
achtereenvolgens,
95,
22
en
20,
welke
gedurende
niet
meer
dan
enkele
maanden
werk
vonden;
de
voornaamste
fabriek
een
floreerende
suikeraffinaderij
telde
tot
20,
25
arbeidskrachten
gaf
in
1812
aan
4
arbeiders
een
bestaan.
De
vrije
zee
gaf
na
1813
herademing
aan
de
gedrukte
suiker
-
raffinaderij.
Dat
deze
restauratie
snel
in
haar
werk
is
gegaan,
bewijst
de
enquête
van
1816,
die
voor
de
suikerraffinage
een
opwekkend
beeld
verschaft.
Zestig
raffinade
-
rijen,
werkend
met
600
arbeidskrachten,
waren
er
toen
in
Amsterdam,
dat
expor
-
teerde
„door
geheel
Europa,
met
uitzondering
van
Engeland,
Frankrijk
en
de
Zuide-
19