Tekstweergave van GA-1926_MB013_00024
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
wisselbank
alleen
de
functies
van
kassier
en
geldwisselaar
uit,
in
welke
hoedanigheden
zij
oorspronkelijk
een
monopolie
bezat.
Als
alge
-
meen
kassier
der
amsterdamsche
kooplieden
was
de
wisselbank
in
staat
om
een
uitgebreid
giroverkeer
in
te
richten,
waarmede
zij
aan
den
amsterdamschen
handel
een
grooten
dienst
bewees.
Zij
was
evenwel
geen
circulatiebank
en
heeft
dus
nooit
bankbiljetten
uitgegeven.
Onder
het
z.g.
bankgeld
heeft
men
uitsluitend
het
tegoed
der
rekeninghouders
te
verstaan.
Dat
bankgeld
deed
al
spoedig
eenig
agio
boven
het
courant
geld,
omdat
het
uitsluitend
de
goede
geldsoorten
vertegenwoordigde.
Door
de
bepaling
dat
wissels
boven
/
300.
—
in
banco
betaalbaar
gesteld
moesten
worden,
was
iedere
amsterdamsche
koopman
genoodzaakt
een
rekening
bij
de
wisselbank
te
houden.
Het
giro
-
verkeer
is
in
hoofdzaak
tot
handelskringen
beperkt
gebleven
;
het
aantal
rekeninghouders
is
nooit
grooter
dan
2900
geweest.
In
1663
heeft
de
wisselbank
haar
bedrijf
uitgebreid
door
invoering
van
de
beleening
van
specie
;
dat
was
een
gevolg
van
het
feit,
dat
Amster
-
dam
langzamerhand
een
belangrijk
centrum
voor
den
edelmetaalhandel
was
geworden.
Voortaan
bracht
de
koopman
de
specie
inde
bank
en
werd
dan
nagenoeg
voor
de
volle
waarde
op
zijn
girorekening
gecrediteerd.
Soms
heeft
de
bank
ook
wel
metaal
in
baren
in
beleening
genomen.
Het
ontvangbewijs,
de
z.g.
recepis,
was
verhandelbaar.
Volgens
het
reglement
der
bank
moesten
de
rekening
-
courant-saldi
geheel
door
metaal
gedekt
zijn.
Het
blijkt,
dat
dit
reeds
spoedig
na
de
op
-
richting
niet
meer
het
geval
was.
De
bank
was
toen
namelijk
reeds
begonnen
met
het
verleenen
van
voorschotten
op
korten
termijn
aan
de
Kamer
Amsterdam
der
Oost-Indiscbe
Compagnie
(anticipatie-penningen).
Later
ge
-
schiedde
dat
ook
ten
behoeve
der
stedelijke
thesaurie.
Het
risico
was
daarbij
niet
groot,
daar
uit
de
winst
een
reservefonds
was
ge
-
vormd.
Langer
dan
anderhalve
eeuw
heeft
die
credietverleening
aan
de
Oost-Indische
Compagnie
geen
enkel
bezwaar
voor
de
bank
opgeleverd.
Maar
gedurende
den
vierden
engelschen
oorlog
liep
de
schuld
snel
op,
in
1783
tot
het
voor
dien
tijd
aanzienlijk
bedrag
van
meer
dan
72
millioen
gulden.
Behalve
de
Compagnie
stonden
nu
echter
ook
spoedig
de
thesaurie
en
de
stadsbeleeningkamer
voor
millioenen
bij
de
bank
in
het
krijt.
Ook
na
afloop
van
den
oorlog
bleef
de
toestand
bij
voortduring
slecht,
zoodat
de
schulden
niet
konden
worden
af
betaald.
Daardoor
kreeg
het
vertrouwen
inde
bank
een
gevoeligen
schok.
De
rampen
van
den
franschen
tijd
waren
de
oorzaak,
dat
de
bank
haar
vroegeren
bloei
niet
kon
herwinnen.
Ook
na
1813
gelukte
dit
niet
meer.
Er
was
toen
ook
geen
behoefte
meer
aan
de
oude
wisselbank
:
bij
K.
B.
van
19
December
1819
werd
de
eertijds
wereld
-
beroemde
instelling
opgeheven.
H.
B.
Poolsche
Joden.
Naar
de
spaarzame
be
-
scheiden
daarvan
overgebleven,
vertelt
inde
Vrijdag-avond
van
i
Januari
dr.
D.
M.
Sluys
een
en
ander
over
de
poolsch-joodsche
gemeen
-
te
die
hier
van
1660
tot
1673
bestaan
heeft.
Poolsche
joden,
uit
hun
land
verdreven
doorver
-
volgingen
van
den
Kozakken-hetman
Chmiel
-
micki
kwamen
waarschijnlijk
reeds
hier
in
1648.
Zij
stelden
zich
onder
de
hoede
der
Portu
-
geezen
en
stichtten
een
bidlokaal
op
Vlooien
-
burg.
Anders
dan
tegenover
de
portugeesche
joden,
was
de
verhouding
tegenover
de
hoog
-
duitsche
joden
niet
goed;
er
waren
hoogloopen
-
de
geschillen.
In
Februari
1672
kregen
zij
een
reglement.
J.
W.
E.
Amsterdam
en
Indic.
In
het
jongste
nummer
van
het
Haagsch
Maandblad
schrijft
de
heer
L.
van
Vuuren
een
artikel
Indi'é
miskend.
Hij
betreurt
het,
dat
inde
publicaties,
ver
-
schenen
ter
gelegenheid
der
historische
ten
-
toonstelling,
er
niet
voldoende
op
gewezen
is,
welk
een
allernauwst
verband
er
van
ouds
is
geweest
tusschen
de
koloniën
en
het
groeien
van
Amsterdam
en
dat
men
in
Amsterdam
dit
feitelijk
niet
ingezien
heeft,
waar
men
zich
blind
staarde
op
het
verkrijgen
vaneen
gun
-
stige
handelsbalans.
De
stadsuitbreidingen
en
de
geldcrises
van
1763
en
1773
vinden
zoo
be
-
schouwd
hun
logische
verklaring.
J.
W.
E.
VRAGENBUS
Verzoeke
antwoorden
Rampelaan
84,
Overveen.
ANTWOORD.
Huis
aan
den
Kloveniersburgwal.
Naar
aanleiding
van
de
vraag
van
mr.
C.
H.
Baale
betreffende
het
huis
van
den
fiscaal
der
Admiraliteit
Boreel,
merk
ik
op
dat
deze
niet
woonde
op
den
Kloveniersburgwal,
maar
op
den
Fluweelenburgwal
ineen
der
huizen,
die
eigendom
waren
van
de
Admiraliteit
en
tot
het
Prinsenhof
behoorden.
Het
huis
is
thans
opgegaan
inden
nieuwen
bouw
van
het
Stadhuis.
Joh.
C.
B,
VRAGEN.
Waar
berust
thans
de
aquarel
van
J.
Fol
-
kema,
voorstellende
het
inwendige
van
het
St.
Pietersgasthuis
(aangehaald
in
Peters
Oud-
Nederl.
Steden,
11.
177).
Waar
is
gebleven
eene
afbeelding
van
de
zoogenaamde
Gasthuisschuit,
in
der
tijd
ver
-
kocht
door
den
kunsthandel-Douwes?
G.
Hellinga.
Tuinhuizen.
De
bekende
schilderes
mevrouw
Westendorp-Osieck
maakte
een
serie
van
tien
etsen,
voorstellende
de
tuin
-
huizen
der
perceelen
Kloveniersburgwal
23;
Prins
Hendrikkade
171;
Keizersgracht
317,
643;
en
Heerengracht
546,
475,
493,
434,
491.
Ongetwijfeld
zijn
er
meerdere
18de
eeuwsche
tuinhuizen
in
onze
stad.
Wie
van
onze
lezers
weet
ze
op
te
geven
?
S.
16