Tekstweergave van GA-1926_MB013_00022
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
op
Rapenburg
en
daarna
op
het
Roeterseiland
was
ingericht.
Den
3isten
Juli
1533
kon
het
nieuwe
gesticht
in
gebruik
worden
genomen.
Na
in
hoofdstuk
I
nog
zeer
veel
over
den
werk
-
kring
en
de
geschiedenis
van
het
college
te
hebben
medegedeeld,
handelt
de
schrijver
in
het
hoofdstuk
II
meer
in
bijzonder
over
het
Oudeliedengesticht,
dat
in
1878
naar
de
Nieuwe
Kerkstraat
werd
overgebracht
en
onlangs
belangrijk
werd
vergroot.
Inde
bestuurskamer
van
dit
gesticht
hangt
een
schilderij
van
Jozef
Israëls,
voorstellende
hoe
de
weduwe
Gosler
in
1846
haren
72-jarigen
zoon
als
medeverpleegde
in
het
huis
ontving!
In
dit
perceel
aan
de
Nieuwe
Kerkstraat
was
sinds
1840
het
Ned.-Israëlietisch
Zieken
-
huis
gevestigd,
waaraan
hoofdstuk
111
is
gewijd.
In
1882
werd
het
geheel
verbouwde
voormalige
Oudeliedengesticht
aan
de
Nieuwe
Keizersgracht
als
ziekenhuis
in
gebruik
ge
-
nomen.
Kort
geleden
is
het
opnieuw
verbouwd
en
gereorganiseerd.
Hoofdstuk
IV
handelt
over
de
krankzinni
-
gengestichten.
Geschiedde
de
verpleging
oor
-
spronkelijk
in
het
voortdurend
vergroot
gesticht
aan
de
Nieuwe
Keizersgracht,
thans
vinden
de
lijders
aan
krankzinnigheid
in
Apel
-
doorn
een
goede
verzorging.
In
hoofdstuk
V
volgen
enkele
bijzonderheden
over
de
financiën.
Hoofdstuk
VI
geeft
eene
samenvatting,
waar
-
in
geconstateerd
wordt
dat
het
doel,
dat
de
oprichters
voor
oogen
stond,
de
ondersteuning
van
behoeftige
geloofsgenooten,
het
verschaf
-
fen
van
verpleging
aan
zieken,
de
verzorging
van
geesteszieken
en
die
van
oude
lieden
en
gebrekkigen,
als
bereikt
mag
worden
beschouwd.
Joh.
C.
B.
Watersnood,
In
zijn
wekelijksche
cor
-
respondentie
schrijft
de
correspondent
van
de
Nieuws
Provinciale
Groninger
Courant
over
Amsterdam
en
den
watersnood:
„Het
hooge
water,
dat
inde
laatste
week
zoo
ontzettend
veel
schade
heeft
aange
-
richt
in
vele
streken
van
ons
land
heeft
ook
het
waterrijk
gebied
waar
de
hoofdstad
ligt
bedreigd.
Gelukkig
is
het
bij
dreigen
gebleven.
De
waterkeeringen,
die
de
groote
stad
moeten
beschermen,
hebben
aan
hooge
vloeden
weer
-
stand
moeten
bieden.
Veel
is
gevergd,
want
in
jaren
is
het
water
niet
zoo
hoog
geweest
als
inde
afgeloopen
week.
„Ondanks
dat
Amsterdam
feitelijk
te
mid
-
den
van
het
water
ligt
is
het
tamelijk
veilig.
Ik
geloof
dat
we
hier
te
midden
van
het
water
het
nog
meer
inde
hand
hebben
dan
aan
de
groote
rivieren,
waar
het
in
bedwang
moet
worden
gehouden
door
hooge
dijken.
Komt
het
hooger
dan
dien
dijk,
dan
vloeit
het
natuur
-
lijk
over
en
bestaat,
zooals
thans
is
gebleken,
groote
kans
dat
de
geheele
dijk
bezwijkt.
„Hier
inde
stad
staat
het
water
inde
grach
-
ten
ook
zeer
verschillend.
Het
is
wel
op
som
-
mige
tijden
hooger
dan
op
andere,
maar
als
we
spreken
van
hoog
water,
dan
is
er
nog
geen
sprake
van
dat
het
over
den
kant
inde
huizen
zou
loopen.
Die
tijden
zijn
wel
eens
anders
geweest.
~In
vroeger
jaren
heeft
het
water
bij
hevige
vloeden
wel
eens
op
den
Dam
gestaan
en
zijn
Nieuwendijk
en
Warmoesstraat
dikwijls
over
-
stroomd
geweest.
In
het
laatst
van
de
17de
eeuw
heeft
men
langs
het
Noorden
van
de
stad,
waar
deze
toen
met
het
open
IJ
rechtstreeks
in
verbinding
stond
met
de
Zuiderzee,
een
groote
waterkeering
gelegd.
Deze
heeft
eenige
tonnen
gekost,
wat
voor
dien
tijd
een
buiten
-
gewoon
hoog
bedrag
was.
Deze
waterkeering
is
voor
de
stad
altijd
een
goede
bescherming
geweest
tegen
hooge
watervloeden.
Echter
toen
het
IJ
w
r
erd
afgelsoten
bij
het
in
gebruik
nemen
van
het
Noordzeekanaal,
veranderden
de
toestanden
ook
met
betrekking
tot
de
water
-
keering
geheel.
Er
moest
gerekend
worden
met
geheel
andere
waterstanden.
Deze
konden
zoo
-
wel
door
de
sluizen
te
IJmuiden
als
die
van
de
Zuiderzee
veel
gemakkelijker
geregeld
worden.
In
normale
gevallen
is
de
stand
van
het
water
in
het
Noordzeekanaal
50
A.
P.
Wanneer
het
water
echter
rijst
door
den
hoogen
stand
van
het
zeewater
en
het
zou
komen
boven
15
A.P.,
dan
zou
hier
en
daar
de
stad
gaan
onderloopen,
dan
zou
in
sommige
deelen
bij
-
voorbeeld
aan
het
Rokin
het
water
op
de
straat
en
inde
kelders
komen.
Het
is
echter
lang
niet
altijd
mogelijk
het
water
inhetNoordzaakanaal
op
dat
peil
te
houden.
Heel
dikwijls
inden
win
-
ter,
en
ook
nu
weer,
stijgt
het
aanmerkelijk
hoo
-
ger
en
komt
het
zelfs
op
-f-
A.
P.
Door
verbin
-
dingen
om
de
stad
staat
het
Amsterdamsche
water
altijd
even
hoog
als
het
IJ-water,
zoodat
de
binnenstad
bij
hooge
waterstanden
zeker
zou
onderloopen,
als
er
geen
andere
middelen
waren
om
het
water
te
keeren.
~Laat
het
zich
aanzien
dat
de
waterstand
op
het
IJ
en
dus
ook
op
den
Amstel
hooger
zal
komen
dan
15
A.
P.,
dan
gaan
alle
sluizen
en
waterkeeringen
dicht,
die
met
dat
buiten,
water
in
verbinding
staan.
Dat
zijn
er
ongeveer
vijftien.
Er
komt
dan,
bij
wijze
van
spreken,
geen
druppel
water
meer
inde
stadsgrachten
en
kanalen.
Zoo
is
het
mogelijk
de
stad
voor
watervloeden
te
beveiligen.
~Die
waterkeeringen
zijn
dikwijls
op
zeer
eigenaardige
plaatsen
aangebracht.
Om
slechts
een
enkel
voorbeeld
te
noemen.
Onder
de
brug
op
het
Leidscheplein
is
een
waterkeering.
Zoo
nu
en
dan
ziet
men
daar
een
of
twee
mannen
aan
een
spil
draaien,
alsof
zij
bezig
waren
de
brug
te
openen.
Zij
zijn
dan
bezig
de
water
-
keering
onder
de
brug
open
of
dicht
te
maken.
~De
Amsterdammers
zijn
dus
wel
goed
be
-
schermd
door
deze
maatregelen,
maarde
handel
ondervindt
er
groote
schade
door.
In
normale
tijden
staan
de
sluizen
overal
inde
stad
open
en
kunnen
de
schippers
zonder
eenig
oponthoud
de
stad
in-
of
uitgaan.
Als
de
sluizen
echter
zijn
gesloten,
moet
er
geschut
worden.
Wanneer
er
14