Tekstweergave van GA-1926_MB013_00021

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Er zou nog veel meer te vertellen zijn over het verblijf van Peter den Groote te Amsterdam. Maar onze ruimte is beperkt en wij moeten belangstellenden verder naar het boek van dr. Raptschinsky verwijzen. Dit weinige e.hter moge volstaan om de beteekenis van Peters werkzaamheid binnen deze muren duidelijk te maken. H. B LANGS DEN WEG Kunsthandel. In het Maandblad, voor Beeldende Kunsten geeft de heer D. Kouwe - naar het eerste gedeelte vaneen geïllustreerd opstel over de Beguin’s als kunsthandelaars. Een smakelijke beschrijving van de Kalver - straat en haar winkelleven opent het stuk. ~Er waren toen vele kunsthandels in mijn straat en de meeste werden merkwaardig genoeg —gedreven door Italianen. De Italianen hebben te Amsterdam (en ook elders) op het gebied van den kunsthandel een groote rol gespeeld. Als kinderen van het klassieke land van de kunst, en mede dank zij hun aange - boren koopmansgeest, waren zij daartoe als ’t ware voorbestemd. Naast de Buffa’s schit - terden inde Kalverstraat bijv. een Lurasco, een Grisanti, een Boggia, een Cossa, een Tog - nacca, e.a. En later deden de Caramelli's en Tessaro hun intrede inde zaak van de Buffa’s. ~Ook in andere europeesche hoofdsteden vond men vele dezer namen terug aan het hoofd van de voorname kunsthandels, ook die van Avanzo, Fietta, Daziaro, Artaria, enz. Hun aller bakermat was een klein nest: Pieve ïesino, gelegen in Zuid-Tirol, nabij de Itali - aansche grens. Dat hield hiermede verband dat de adellijke familie der Romandini’s op het eind der 18de eeuw in Basono, op achttien mijlen van Pieve Tesino, een drukkerij van plaatwerk had gevestigd, en dat de bewoners van het dorpje, die ’s zomers van den land - bouw leefden, maar ’s winters niets te doen hadden, dan met deze en andere kunstwerken de wereld rond reisden. Ook de gebroeders Buffa kwamen tegen het einde van de 18e eeuw te voet naar Amsterdam, als reizende kooplieden in kunst, en vestigden zich daar in een klein huisje, ’s Zomers gingen zij den boer op, en verkochten prenten en platen op markten ineen kraam, en ’s winters zochten zij de kunstliefhebbers inde steden thuis op. In 1808 gingen de twee broeders uit elkander, en vestigden zij zich elk afzonderlijk inde Kalverstraat; de een op den hoek van het Weeshuispleintje, dat nog altijd is als eene stille, Oud hollandsche triptiek op zij van de drukke Kalverstraat; de ander, Frans Buffa zooals gezegd, op den hoek van de Gapersteeg. Die Frans wordt ons aangeduid als de man van het initiatief, en zijn zaak, zijn firma-naam, leeft nog altijd voort. ~In 1830 trok de oude Frans zich uit de zaken terug, om, zooals de meesten zijner landgenooten deden, zijn laatste jaren door te brengen in zijn geboorteplaats. Hij werd op - gevolgd door zijn beide zoons : Jan en Bastiaan en sindsdien heet de firma Frans Buffa en Zonen. „Deze zoons ontwikkelden den kunsthandel van hun vader verder en namen als deelgenoot inde firma op, een jongen franschman van uitgesproken talent op hun gebied; Pierre Adrien Beguin, reeds sedert 1825 als leerling in hunne zaken werkzaam. Deze P. A. Beguin, de eerste van dit geslacht van amsterdamsche kunsthandelaars, dat nu reeds gedurende drie generaties inde hoofdstad gevestigd is, was de zoon van den juwelier Jean Baptiste Beguin, die op het laatst van de 18de eeuw voor de revolutie uit Parijs naar Holland was geweken, en zich te Amsterdam metterwoon had neer - gezet. Interessant uit zakenoogpunt, omdat het een kijk geeft op de wijze waarop destijds zulk een leerling-contract werd opgemaakt, en ook wel even op het leven, den geest, van dien dagen, is de overeenkomst, welke tusschen Jean Baptiste Beguin (de vader) en de ge - broeders Buffa gesloten werd. De achterklein - zoon, de heer A. Beguin, de vertegenwoordiger van de derde generatie van deze familie van kunsthandelaars, stelde dit en andere stukken uit het familie-archief, welke ik voor dit artikel gebruikte, welwillend te onzer beschikking . J. W. E. NKDERLANDSCH-IsßAëLiEiiscH Armbestuur. Naar aanleiding van het 100-jarig bestaan dezer instelling is een gedenkboek verschenen, samengesteld door den tegenwoordigen voor - zitter, dr. S. J Philips, een goed geïllustreerd boekje van ongeveer 150 bladzijden. Hoofd - stuk I is gewijd aan het ontstaan, den werk - kring en de lotgevallen van het N.-I. A. Oor - spronkelijk behoorde de armenzorg bij de Hoogduitsche Joden tot de taak derparnassijns. Bij besluit van den 27 Mei 1818 beval Koning Willem I aan de Israëlietische Gemeenten de afscheiding van het armbestuur van het kerk - bestuur; doch het duurde tot 1 Januari 1826 eer het Nederlandsch-Israëlietisch Armbestuur te Amsterdam en nog slechts in provisio - neelen vorm optrad. De leden werden op voor - dracht van den Grooten Kerkeraad benoemd door den Minister van Eeredienst. Als eerste voorzitter trad op Tobie Boas Jr. Op 1 Januari 1829 volgde de definitieve institueering van het college. Een zijner eerste deelen was de stichting vaneen oudeliedengesticht en ziekenhuis op de Nieuwe Keizersgracht, waar vroeger de Keizerlijke Kolfbaan was ge - vestigd, dat dienen moest ter vervanging van het in 1804 opgerichte ziekenhuis, dat eerst 13