Tekstweergave van GA-1926_JB023_00151
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
in
1655
vervaardigd,
onder
de
door
hem
bezongen
stedelijke
en
liefdadige
instel
-
lingen,
den
Bayerd
niet
vergeten;
„De
Bayevt
herbergt
trouw”.
„Drie
nachten
achtereen
verlege
wandelgasten”
„Die
naeckt
en
geldeloos
vermagert
sien
van
’t
vasten”.
De
onmiddellijke
nabijheid
van
het
deftige
0.
Z.
Heerenlogement
gaf
den
„Koddigen
Olipodrigo”
het
volgende
versje
inde
pen:
„De
groote
Heeren
gaen
nae’t
Heeren-Logement”,
„Jean
Pover
sal
logheeren
den
Bayert
daeromtrent”
„En
die
dit
niet
behaegt,
die
spreeckt
en
vraeght”
„Naer
Bon
Logyzen;
en
Meyt
of
Kint”
„Sal
hem
geswint,
by
duysent
wysen”.
Uiteen
aanteekening
in
het
desbetreffende
Not
n
-
en
Res
ie
boek,
valt
op
te
maken
dat
de
Warmhaert
van
den
Bayerd
tevens
dienst
deed
voor
het
Engelse-
of
Soldaeten
-
gasthuys:
1657
„Staet
te
letten
off
int
Engelse
Huys
niet
een
andere
Sieckenhaert
can
gemaeckt
werden,
om
des
winters
de
Bayert
te
eer
te
openen”.
De
„Warmhaert”
van
een
ziekenhuys
was
n.l.
de
verzamelplaats
voor
de
herstellende
en
niet
bedlege
-
rige-zieken
die,
vooral
inden
winter,
aan
een
verblijf
daarin
de
voorkeur
gaven
boven
het
ineen
meestal
schamele
plunje
vertoeven
op
de
z.g.
„Vermaeckplaets”
(wandelplaats).
In
zulk
een
„Haert”
werd
tevens
koffie
bereid
en
verkocht,
tot
pro
-
fijt
van
de
vaders
en
moeders,
die
uit
dit
provenu
aanzienlijke
baten
genoten.
Op
den
dag,
wanneer
de
Bayerd
toch
gesloten
was,
kon
de
Warmhaert
zonder
bezwaar
door
de
zieken
worden
gebruikt;
gedurende
het
Winterhalfjaar
echter
kon
het
samenzijn
van
Bayerdgasten
en
zieken
niet
vermeden
worden;
dat
deze
staat
van
zaken
den
Regenten
wel
ongewenscht
voorgekomen
moet
zijn
en
zij
dus
naar
een
middel
gezocht
hebben
om
aan
den
toestand
een
eind
te
maken,
blijkt
wel
uit
de
aangehaalde
notule.
Uit
de
volgende
notule
valt
evenwel
op
te
maken
dat
aan
het
geopperde
denkbeeld
géén
gevolg
gegeven
is,
wél,
dat
het
vroeger
openen
van
den
Bayert
nog
steeds
„in
bedenckingh”
was;
„Of
menhet
opendoen
van
de
beyert
niet
en
hoorde
te
verschicken
(Nov.
1658)
waarop
de
Regenten
„resolveerden
(het)
te
laeten
by
de
oude
ordre
en,
iets
extra-ordinary
voorvallende,
sal
Confrater
Commelin
daervan
disponneeren”.
99