Tekstweergave van GA-1926_JB023_00059

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
eeuwen ; zij kan ook doordat uiterlijk heen ons een blik doen slaan inde geestelijke factoren, die dat uitwendige hebben bepaald. Maar zij kan bezwaarlijk een volledig beeld geven van oud en nieuw Amsterdam inde volkomen ontplooiing van zijn ver - schillende faculteiten. Maar wat onze tentoonstelling wel kan, ook moet en stellig ook wel zal geven, dat is zooveel en zooveel rijks uit het historische Amsterdam, dat onze aandacht voortdurend wordt gespannen, onze bewondering steeds wordt vergroot, onze liefde voor Amsterdam steeds wordt verdiept en veredeld. Veroorlooft mij om dat u duidelijk te maken een kleine uitweiding. De tentoonstel - ling, die wij thans zullen openen, is niet de eerste van dien aard, die te Amsterdam wordt gehouden. Het is vijftig of juister gezegd, negen en veertig jaar geleden, dat inde zalen van de Oudemanhuispoort een historische tentoonstelling der stad Amsterdam werd gehouden. Men wilde toen, in 1875, hetzelfde feit herdenken, dat thans de hoofden vervult, de intrede van Amsterdam met zijn eigen naam in ’s lands historie. Maar het werd 1876, voordat men die tentoonstelling kon openen. Wij kennen die expositie door catalogi, gidsen, wandelingen en wat dies meer zij, zeer goed. En men kan zonder aarzeling toegeven, dat wat in het oudemanhuis destijds te zien was, ten volle de aandacht van alle belangstellenden in oud Amsterdam verdiende. Intusschen is het niet dit, waarop ik den nadruk wil leggen. Wel op dit zeer karak - teristieke onderscheid met thans, dat men in 1876 een historische tentoonstelling deed eindigen met het jaar der revolutie, 1795. Naar de meening van het toenmalig geslacht eindigde dus de geschiedenis van Amsterdam met den ondergang der oude republiek. Dat is geheel in overeenstemming met de opvatting van die periode, die naast groote belangstelling voor de geschiedenis toch weinig eigenlijken historischen zin heeft bezeten. Voor de menschen van die dagen was de geschiedenis iets dat ver achter hen lag, dat stellig en zeker bovenmatig belangwekkend was, maar dat toch buiten het leven omging. Zooals onze oude musea kabinetten waren van zeldzaam - heden, zelfs van rariteiten, zoo was de geschiedenis een geheel van verschijnselen en gebeurtenissen, dat min of meer het karakter had vaneen curiositeit. Van groote waarde was dat alles stellig, maar het stond buiten het eigenlijke leven ; men nam de geschiedenis waar als een belangwekkend schouwspel, dat den toeschouwers wel sterk kan boeien, maar dat met zijn persoonlijk bestaan in geen enkel verband stond. Men onderzocht en bestudeerde de geschiedenis ; men nam gaarne kennis in breeden kring van de resultaten van dat onderzoek. Maar een band met het tegenwoordige bestond niet ; aan het eigen leven raakte de historie niet; de nieuwe tijd was dooreen hoogen muur van de historische periode gescheiden. 13