Tekstweergave van GA-1926_JB023_00058

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
niet zijn te vinden. Gelijk aan al het aardsche hecht zich aan onze tentoonstelling het euvel der onvolmaaktheid. Volledig is zij niet en kan zij ook niet zijn, om de eenvoudige reden, dat de grootste gebouwen, de ruimste zalen niet in staat zouden zijn alles te bevatten wat voor de geschiedenis van Amsterdam van belang kan worden geacht. Die geschiedenis is zoo rijk, dat haar bronnen niet ineen toch be - trekkelijk weer beperkt bestek kunnen worden ondergebracht. Daarom zie men in het onvolmaakte liever ons streven naar een selectie dan de mislukte bedoeling van volledigheid. Daarbij komt nog iets anders. Het is duidelijk, het is ons althans bijzonder duidelijk geworden, dat een expositie iets geheel anders is dan een verzameling van studie - materiaal. Het verleden heeft ons een rijken overvloed nagelaten van kostbare kunstwerken, die de geschiedenis tot ons doen spreken in haar edelsten vorm. Die kunstwerken hebben op zich zelf zulk een uitnemende waarde, dat hun historische beteekenis daarbij wel wat op den achtergrond moet komen. Van de glorieuse schil - derijen, die wij thans om ons heen zien, is de geschiedkundige waarde waarlijk niet gering ; maar hun artistieke grootschheid is zoo evident, dat zij reeds daarom boven alles de aandacht trekken. Zij vormen den waren schat der tentoonstelling, de kern, waarom al het andere zich van zelf voor den toeschouwer groepeert. Dat andere is stellig als historisch gegeven niet minder belangrijk dan het kunstrijke beeld van Amsterdams verleden. Wie, die straks niet met een zekere aandoening het kleine stukje perkament beziet met dat geringe waszegel, dat Amsterdams oudste adelbrief is inde geschiedenis ? Zeker, het eigen handschrift van den eersten Willem van Oranje en van zoovele leden van zijn huis voor zich te hebben, geeft een eigenaardige sensatie, evenals de handschriften, waarin regenten als de oude Hooft en Bontemantel hun levensbevindingen hebben te boek gesteld. En ook, wie zal niet met de grootste belangstelling de oude Amsterdamsche drukken bezichtigen, de oude reisboeken, kaarten en nog zooveel meer, dat het geslacht van de stoere Hollandsche ontdekkers en zeevaarders ons naliet ? Zoo is er veel meer, dat de aandacht van den deskundigen bezoeker onmiddellijk zal trekken. Maar niettemin van dat alles mochten wij u niet te veel geven. Want het belang van deze historiebronnen staat niet gelijk met haar waarde als expositiemateriaal. Ook daarom moesten wij een keuze doen. Ik leg met opzet den nadruk op deze dingen, omdat men anders allicht van onze expositie anders en meer zou vragen dan zij kan en wil geven. Zij kan vooreerst het uiterlijk van Amsterdam en van de Amsterdammers te zien geven inden loop der 12