Tekstweergave van GA-1926_JB023_00052

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
De tentoonstelling was dit mag hier wel uitdrukkelijk worden geboekstaafd op den bepaalden dag gereed. Zij werd op Vrijdag den 3 den Juli 1925 des ochtends te elf ure geopend, in tegenwoordigheid vaneen aantal autoriteiten, die zich inde oude Nachtwachtzaal in het Rijksmuseum, waar Rembrandts meesterstuk weder prijkte, hadden verzameld. De inleidende rede van prof. Brugmans en de openings - rede van den Burgemeester zijn in dit Jaarboek opgenomen. Nadat de Burgemeester de tentoonstelling voor geopend had verklaard, verkreeg de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen het woord. Zijne Excellentie wenschte, met het oog op den duur van de plechtigheid, nog slechts een kort woord te zeggen. De Minister herinnerde er aan dat men Holland het hoofd en Amsterdam het nekje van de Repu - pliek heeft genoemd. Die tijd is voorbij, maar niettemin klopt nog steeds inde hoofd - stad het hart van het Nederlandsche volk. Zij is het brandpunt van het Nederlandsche leven in zijn meest rijke schakeeringen. Weinig terreinen zijn er, waar Rijk en Gemeente zoo innig samenwerken als in het Rijksmuseum: de gebouwen behooren aan het Rijk, dat ook het personeel bezoldigt, maar wat zou het museum zijn, zonderde kunstschatten van Amsterdam, als de Nachtwacht, het Joodsche Bruidje, de collectie Vander Hoop, enz. Men moet het bezoek aan deze tentoonstelling niet beschouwen als een oogenblik van vroolijke uitspanning; zij brengt iets meer. Zij geeft ons te zien het ideaal inde werkelijkheid. Dat is het mooie. Wij zien de werkelijkheid, zooals de kunstenaars die hebben geschilderd, op eene wijze die toch weer boven de werke - lijkheid uitgaat, en die naar het ideaal doet grijpen. Moge deze tentoonstelling strekken tot verhooging van het cultureele leven van het Nederlandsche volk! Daarna deelde de Minister mede dat H.M. de Koningin in zekeren zin inden geest tegenwoordig had willen zijn, en dat het H.M. behaagd had den voorzitter van Amstelodamum, prof. dr. H. Brugmans, te benoemen tot ridder inde Orde van den Nederlandschen Leeuw, en den secretaris, dr. Joh. C. Breen, tot officier inde Orde van Oranje-Nassau. Na deze met applaus begroete rede, bood prof. jhr. dr. J. Six namens de vier eereleden van Amstelodamum aan het Genootschap het reeds vroeger toegezegde zegel aan, vervaardigd door den kunstenaar G. H. Lantman; door prof. Brugmans werd het gaarne aanvaard. Na afloop der openingsplechtigheid vereenigden de bestuursleden met den Minister, den Burgemeester en eenige andere autoriteiten zich aan een lunch in Trianon. Ver - volgens werd te half drie de tentoonstelling in het Stedelijk Museum geopend, met â– een rede van den Burgemeester, die eveneens in dit Jaarboek is opgenomen. Aan den avond van dezen schoenen dag werd een maaltijd in het Paviljoen-Vondelpark 6