Tekstweergave van GA-1925_MB012_00063
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
dagen
voor
Joden
en
Jodinnen,
die
bij
het
openbare
onderwijs
zijn,
wel
veel
gewonnen.
En
niet
enkel
voor
hen,
maar
ook
niet
minder
voor
het
joodsche
kind.
Want
het
verzuimt
er
de
lessen
niet
meer.
En
een
plichtgetrouw
kind
verzuimt
niet
graag.
En
er
behoeft
uit
dit
zijn
plichtgevoel
geen
aanval,
geen
kleine
en
geen
grootere,
te
komen
opzetten
tegen
zij
n
trouw
aan
den
godsdienstplicht.
Zoodat
hem
dit
conflict
wordt
bespaard.
En
de
ouders
komen
niet
te
staan
voor
de
verleiding,
om
aan
de
vorde
-
ringen
van
hun
kind
de
sfeer
van
den
Sabbath
of
ten
slotte
den
heelen
Sabbath
op
te
offeren.
En
het
personeel
dezer
scholen
hoeft
nooit
te
antwoorden
op
de
min
of
meer
angstige
vragen
van
moeder
in
dit
opzicht,
eu
zich
dus
ook
niet
steeds
met
extra
voorzichtigheid
te
wapenen.
~Maar
niettemin
heeft
dat
met
het
gods
-
dienstonderwijs
rechtstreeks
weinig
of
niets
uitte
staan.
Het
komt
aan
het
godsdienst
-
leven
ten
goede
en
zoo
vanzelf
ook
aan
het
onderwijs,
omdat
dit
het
beste
in
het
levende
leven
bloeit.
Dat
is
echter
een
indirect
voor
-
deel.
Het
schijnt
dat
de
autoriteiten
in
Am
-
sterdam,
die
over
het
godsdienstonderwijs
te
waken
hebben,
geen
kans
hebben
gezien,
of
naar
hun
oordeel
geen
kans
genoeg,
om
van
de
situatie
rechtstreeks
partij
te
trekken
ten
bate
van
het
godsdienstonderwijs.
Zij
hebben
het
althans
niet
gedaan.
En
zij
zullen
er
hun
reden
wel
voor
hebben.
Het
is
hier
niet
de
plaats
deze
op
de
weegschaal
der
beoordeeling
te
gaan
leggen.
Zij
hebben
niet
gedaan,
wat
men
in
Den
Haag
wel
heeft
gemeend
te
kunnen
doen,
ten
einde
een
harmonische
samenwerking
tot
stand
te
brengen
tusschen
het
openbare,
neutrale
algemeen
vormende
en
het
bijzondere
godsdienstonderwijs."
J.
W.
E.
Eene
oude
amsterdamsche
Maatschap
-
.
pij
vlag.
De
Nederd.
Hervormde
Gemeente
te
Amsterdam
heeft
inde
kerkmeesterskamer
der
Oudekerk
een
schilderij
hangen,
hetwelk
den
leden
van
Amstelodamum
nader
bekend
is
uit
eene
bijdrage
van
den
heer
J.
F.
L.
de
Balbian
Verster
in
het
veertiende
jaarboek,
waar
dit
IJ-gezicht
met
het
aantal
oost-indie
-
vaarders,
is
genoemd
de
Eerste
vloot
naar
Indië
voor
de
stad
Amsterdam.
Eender
argumenten
voor
deze
toeschrijving
is
het
samenzijn
der
drie
schepen
Mauritius,
Amsterdam
en
Hollandia,
waarvan
de
eerste
twee
in
hoofdzaak
te
herkennen
zijn
door
hunne
emblema’s
terwijl
de
Hollandia
enkel
als
zoodanig
verondersteld
is
op
de
vlag
die
van
de
groote
steng
waait,
n.l.
de
roode
hol
-
landsche
leeuw
op
een
geel
veld.
Deze
vlag
heeft
aan
boven-
en
onderkant
een
zoom
van
twee
rijen
van
rood
en
wit
geschaakt,
welke
bijzonderheid
de
heer
Verster
wel
vermeldt,
zonder
daar
echter
verder
op
door
te
gaan.
Het
komt
mij
voor
dat
wij
juist
daarin
de
ware
beteekenis
moeten
zoeken,
want
beide
zoomen
vormen
tezamen
de
oude
brabantsche
vlag:
in
vier
rijen
van
rood
en
wit
geschaakt;
ik
ga
een
stap
verder
en
kom
op
de
brabantsche
Compagnie,
de
te
Amsterdam
gevestigde
on
-
derneming
voor
het
drijven
van
handel
op
Tndië,
waarvan
Isaac
le
Maire,
een
uitgeweken
Antwerpenaar,
de
leider
was.
Hare
eerste
vloot
van
vier
schepen
Neder
-
land,
Vereenigde
landen,
Nassau
en
Hof
van
Holland
onder
Pieter
Both
en
Paulus
van
Gaarden,
zeilde
op
21
December
1599
van
Texel,
tezamen
met
vier
schepen
der
oude
Compagnie
welke
eene
vereeniging
was
der
Compagnie
van
Verre
en
der
in
Januari
159S
opgerichte
nieuwe
Compagnie.
Deze
schepen
waren
de
Mauritius,
Hollandia,
Vriesland
en
Overijssel,
onder
den
vice-admiraal
Jacob
Wilkens,
dezelfde
vaartuigen
die
een
half
jaar
geleden
onder
Van
Neck
van
den
tweeden
tocht
waren
teruggekeerd.
De
twee
vloten
scheidden
onmiddellijk
van
elkander;
tijdens
de
uitreis
smolten
de
compagnieën
echter
samen.
De
vier
onder
Wilkens
waren
de
voorhoede
van
eene
uitrusting
waarvan
de
anderen
in
Juni
van
het
volgende
jaar
onder
Van
Neck
uitvoeren:
de
Amsterdam,
Dordrecht,
Haar
-
lem,
Leiden,
Delft
en
Gouda,
bij
welke
vloot
wederom
twee
schepen
der
brabantsche
Com
-
pagnie
behoorden:
de
Witte
en
de
Zwarte
Arend
onder
Guljam
Seneschal.
Ter
onder
-
scheiding
der
sedert
den
tocht
van
1595
ge
-
bruikte
schepen
Amsterdam,
merk
ik
op
dat
deze
de
derde
van
dien
naam
was;
de
eerste
was
in
Indië
wegens
wrakheid
verbrand,
en
de
tweede,
die
in
1598
was
uitgevaren,
keerde
eerst
Augustus
1600
onder
Van
Warwyck
terug.
In
1601
werd
van
Amsterdam
wederom
eene
vloot
uitgezonden
van
schepen
der
oude
en
der
brabantsche
Compagnie
en
der
west-frie
-
sche
steden.
Van
de
Mauritius
kennen
wijde
volgende
vertrekdata
van
Texel
:
2
April
1595,
x
Mei
1598,
21
December
1599,
en
17
Juni
1602.
Eene
vlag
met
schaakranden
komt
ook
bij
een
ander
schip
voor,
daar
is
het
midden
-
veld
wit
met
een
rood
kruis;
hiervoor
is
mis
-
schien
eene
uitlegging
te
vinden,
maar
daar
deze
onzeker
is
en
hier
minder
ter
zake
doet,
zal
ik
die
achterwege
laten.
Intusschen
is
het
duidelijk
dat
beide
schepen
van
eene
zelfde
reederij
waren
en
acht
ik
het
geenszins
on
-
bestaanbaar
dat
wij
in
deze
zoomen
het
ken
-
teeken
der
brabantsche
Compagnie
kunnen
zien.
Indien
dit
zoo
is,
zoo
vervalt
daardoor
temeer
de
aanmerking
als
eerste
vloot
naar
Indië,
welk
begrip
niet
overeen
te
brengen
is
met
de
optuiging
der
schepen.
Vele
der
groote
schepen
voeren
eene
blinde
steng
en
bram
-
stengen,
beide
volgetuigd
wat
men
op
grond
van
soliede
bewijzen
mag
gelooven
dat
bij
de
eerste
vloot
niet
heeft
bestaan.
Zoo
kan
het
bewuste
schip
in
plaats
van
de
Hollandia
van
1595
misschien
de
Hof
van
Holland
of
eenig
ander
schip
der
Brabanders
55