Tekstweergave van GA-1925_JB022_00065
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
DE
OPKOMST
DER
AMSTERDAMSCHE
HAVEN.
EEN
STUDIE
DOOR
W.
H.
M.
DE
FREMERY.
I.
DE
HAVEN
VÖÖR
DE
i6
E
EEUW
De
ontwikkeling
der
stad.
Evenmin
als
omtrent
de
vestiging
en
opkomst
van
Amsterdam
inden
aanvang
iets
met
zekerheid
bekend
is,
kan
omtrent
de
oudste
inrichting
harer
haven
veel
worden
gezegd.
Ongetwijfeld
zal
de
breede
Amstelmonding,
en
ook
de
reede
op
het
IJ,
reeds
inde
tijden
der
eerste
nederzetting
van
bewoners,
als
scheepsligplaats
dienst
hebben
gedaan.
Op
de
belangwekkende
vraag
of
de
zeedijk,
die
den
Zuidelijken
IJoever
van
ouds
beschermde,
bij
de
Amstelmonding
landwaarts
inboog,
om
met
twee
sluizen,
ter
plaatse
van
den
Middeldam,
zijn
weg
te
vervolgen,
dan
wel,
volgens
de
richting
van
de
Nieuwe
Brug,
de
Amstelmonding
met
een
sluis
zal
hebben
afgeslo
-
ten
1
,
zal
hier
niet
worden
ingegaan.
Is
de
laatste
onderstelling
juist,
dan
heeft
de
latere
verlegging
van
deze
sluis
een
belangrijk
eind
stroomopwaarts,
gepaard
met
nieuwen
dijkaanleg,
wellicht
de
beteekenis
gehad
van
het
vormen
vaneen
ruime
scheepsligplaats,
een
vermoedelijken
oudsten
havenaanleg.
Een
tweede
vraag,
die
hier
onopgelost
moet
blijven,
is,
of
de
sterke
inbuiging,
die
de
zeedijk
beoosten
den
Amstelmond
vertoont
-
ter
plaatse
een
belangrijk
stuk
oeverland
buitendijks
latende,
en
een
ruimen
inham
of
waal
omsluitende
aan
vroegeren
dijkbreuk,
dan
wel
aan
de
natuurlijke
bodemgesteldheid
moet
worden
toegeschreven.
Als
vaststaande
kan
worden
aangenomen,
dat
de
opkomst
der
stad
ten
nauwste
verwand
is
aan
de
ontwikkeling
harer
scheepvaart
en
reeds
in
het
midden
der
13e
eeuw
blijkt,
dat
de
grootst
bekende
zeeschepen
vanuit
Amsterdam
de
Oostzee
bevoeren.
De
bekende
beslaglegging
op
een
Amstellandsche
kogge
door
de
Lubekkers
in
1247
2
is
daarvoor
een
sterk
bewijs.
Bovendien
bezaten
Amsterdamsche
kooplieden
1
C.
G.
’t
Hooft.
Het
ontstaan
van
Amsterdam.
2
J.
ter
Gouw.
Geschiedenis
van
Amsterdam,
dl.
t
bl.
95.