Tekstweergave van GA-1925_JB022_00056

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
doen opmaken. Zij meenen, dat de „onnutte papieren, reekeningen van het fabricq - ampt en andere” tot het begin der achttiende eeuw vernietigd kunnen, en dat de overige papieren en boeken „ijder onder sijn respect en tijtel” moeten gerangschikt worden. Een „pertinent register” dient daarvan vervolgens te worden opgemaakt. Gericot, die van de ambtenaren der thesaurie alle mogelijke hulp mag verlangen, verkrijgt bij resolutie van ditzelfde college van 29 Januari d.o.v. het recht de papieren van het „fabricqampt” over het tijdperk 1700-1729 weg te doen. leder jaar, behalve in 1770, ontvangt hij 200 gulden gratificatie voor dit werk; Jan Fran 9 o is Ben tink, tweede boekhouder ter thesaurie, die hem ter zijde staat, voor dit en ander extrawerk 400 gulden als toelage. 18 Juli 1771 zijn zij gereed. Ben tink krijgt voor het laatst de gewone som, Gericot, die de inventaris opgesteld en geschreven heeft, f 600. Burgemeesteren richten vervolgens tot de secretarissen Slingelandt 1 en Huydecoper 1 het verzoek, hen van raad te dienen, welk gebruik van deze inventaris gemaakt zou kunnen worden. 2 Over dit advies zwijgen verder de resoluties. Ook elders is het niet gevonden. Maar wel wordt op het Amsterdamsch oud-archief bewaard het „Register van alle de boeken en papieren etc. berustende op de groote en kleine bovenkamers der thesaurie - ordinaris dezer stad”, 3 dat onder den niet-officieelen naam van „Verscheurboek’, aldaar bekend staat. Een inventaris in folio van 308 bladen, waarbij de eene helft de namen bevat der bescheiden, zooals zij op de kamers boven de thesaurie in 13 kas - ten, in vakken op planken en in laden naar letters gerangschikt waren, of op losse planken en in kisten lagen. Daarnevens is op de andere helft van ieder folio geschreven of de stukken ter thesaurie bewaard, naar de charterkamer verplaatst, of verscheurd moeten worden, zoo zij niet reeds verscheurd zijn. 4 Zeer aannemelijk is het, dat dit register, zonder jaartal of naam van samensteller, het door Gericot ingeleverde is. De titel wijst er op. Het feit, dat de bescheiden van het fabrieksambt eerst van 1730 af genoemd worden, versterkt dit vermoeden. De aanteekeningen zijn voorts met dezelfde hand als het register geschreven. Gericot zet deze opmerkingen dikwijls inden vorm vaneen raad op papier - -1 Over hen Elias, t.a.p. blz. 676, 829. 2 G. A. Amst. Resoluties van regeerende en oud-burgemeesteren van 11 Juli 1765, 29 Januari 1766, 30 Januari 1767, 20 Januari 1768, 28 Januari 1769, 18 Juli 1771. 3 Inventaris van het Amsterdamsche archief, derde deel, blz. 161, no. 10. 4 Slingelandt en Huydecoper moesten ook advies geven, hoe de verplaatsing naar de charterkamer geschieden moest. 14