Tekstweergave van GA-1925_JB022_00055

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
VERSCHEUREN EEN BIJDRAGE TOT DE GESCHIEDENIS VAN HET AMSTERDAMSCH ARCHIEF DOOR DR. LEONIE VAN NIEROP Wanneer de vroedschap van Amsterdam in haar vergadering van 5 April 1675 Jacob van den Bosch tot raad en pensionaris verkiest en hem als chartermeester bovendien een salaris van 1000 gulden toelegt, wanneer regeerende en oud-burge - meesteren 15 October daaropvolgend, na een vertrek ten stadhuize tot charterkamer te hebben aangewezen, Jan van der Wissel tot charterklerk benoemen, is het archiefwezen als een afzonderlijke tak van dienst der stedelijke administratie ingesteld. Een voorwerp van groote zorg der stedelijke regeering wordt het archief niet. Het personeel wordt nooit uitgebreid. Integendeel. 25 Januari 1744 besluiten regeerende en oud-burgemeesteren, dat het ambt van chartermeester bij vacature zal uitsterven cn de waarneming dan opgedragen zal worden aan den klerk ter charterkamer onder toezicht van secretarissen, die hiervoor geen extra-salaris zullen ontvangen. Willem Munter, die 20 September 1748 zijn betrekking neerlegt, is de laatste chartermeester. Nog verder gaan burgemeesteren, wanneer zij 28 Januari 1752 besluiten, ook de betrekking van „charterclercq”, wanneer zij vrij zal komen, niet meer te doen ver - vullen. 1 Jean René Gericot, 13 Augustus 1739 aangesteld, 2 is dan in functie en zal nog nuttig werk verrichten. Hem wordt toch, wanneer burgemeesteren „de hoge noodzaakelijkheyt” inzien, dat de kamers boven de thesaurie-ordinaris worden „opgered”, bij resolutie van n Juli 1765 opgedragen, onder toezicht van den secretaris Jean Thierry 1 de boeken en papieren in die kamer aanwezig, te ordenen. Het is geen sinecure. Burgemeesteren hebben reeds een register van die papiermassa 1 Voor de geschiedenis van het Amsterdamscb archief zie men dr. P. Scheltema, Het archief van Amsterdam en Barth. Penn. Jr., Het archief van Amsterdam, historisch ge - schetst Eigen Haard, 1893. (Barth. Penn. Jr. is een pseudoniem van mr. W.R. Veder). 2 G. A. Amst. Ambtenboek 3, blz. 41. 3 Over hem Johan E. Elias, De Vroedschap van Amsterdam, deel 11, blz. 571, 1374.