Tekstweergave van GA-1925_JB022_00049

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
daarenboven deugdelyck schuldigh te wesen, ende verbindende daer voor respective hetselve vierde part van ’t genot wegens ’t stuck op ’t stadhuys ende wat daer uyt komt, mitsgaders de helfte van ’t gene hy na primo January met schilderen verdient, expresselyck transporteert ende cedeert, sonder dat hy comparant daeraen voor sooveel recht, actie of pretensie behoud onder eenigh pretext”. Men kan zich nu voorstellen dat Rembrandt, die langzaam werkte, niet op tijd met de „verschildering” is gereed gekomen, of wel dat het stuk door de Burgemeesters ook na die wijziging onvoldoende werd geacht en dus geweigerd. Met x Januari 1663 werd de dwingende bepaling met Van Ludiek van kracht. Het versmade stuk was onverkoopbaar geworden, want het had de enorme oppervlakte van 26 vierkanten meter. Voor geen enkel ander openbaar gebouw dan het Raadhuis kon het dienen, zelfs voor het grootste particuliere huiswas het ongeschikt. Toen moet Rembrandt, zoo stelt men het zich voor, voor den drang van zijn lastigen en inhaligen schuld - eischer bezwijkende, het verkoopbaar hebben gemaakt door het van alle kanten af te snijden en alleen de kern, het middengedeelte met de personen, te behouden. Het grootste werk dat de meester ooit heeft gewrocht, werd aldus tot op ongeveer een vierde (ruim 9 vierkante meter) verkleind en het verkreeg de afmetingen welke het nog bezit, 196 c.M. hoogte bij 309 breedte. (De maten van de Staalmeesters zijn 191 bij 279, die van de Nachtwacht 379 bij 438). Dat Rembrandt zelf nolens volens het stuk in het rond heeft afgesneden, kan met zekerheid worden aangenomen, omdat de belangrijke retouches welke na de coupures werden vereischt, ongetwijfeld ook door zijn meesterhand zijn aangebracht. Uit verschillende gegevens blijkt dat Juriaan of Jurgen Ovens, een schilder van den derden rang, belast werd om een Rembrandt te vervangen. Hij moet korten tijd Rembrandt’s leerling zijn geweest, daarna van Govert Flink, met wien hij een atelier had gedeeld. Von Zesen die Rembrandt’s arbeid volmaakt negeert, vertelt dat Flinck in twee dagen de samenzwering van Claudius Civilis met houtskool en waterverf op een groot doek had geschetst, en dat later Ovens op verzoek van de Burgemeesters, dit ontwerp binnen vier dagen met olieverf uitwerkte tot een com - pleet schilderij, waarbij hij er nog 10 tot 12 figuren had bijgevoegd. Onder de schets van Flinck, meldt von Zesen, stonden de verzen van Vondel : Hier zietge in ’t Burgerhart de grootsheit van Oranje Hy kant zich tegen Room, en treetin eed-verbont. So kante Willem zich in ’t harnas tegens Spanje. De vryheit, lang verdrukt, spreekt eindlik uit de mont. 9