Tekstweergave van GA-1924_MB011_00088

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Goochelkunst te Amsterdam. In het November-nummer p. 71 werd daarover iets bericht. Over de uitdrukking Okes Boques verg. Huygens, Trijntje Cornelis (1653), in Korenhl. 1672 I. 595, dat volck ken toovere, en toovere, .... en ye gelletje uyt ye beurs, ye kliere van ye lijf, oft okes bokes waer. En Korenbl. 11, 287 : Grafschrift. Dit's Okus Bokus Grafsté (enz.) ; misschien gevolgd naar ’t Engelsch ? Verg. Murray [ a. o.] New Eng. Dict. vol. V. p. 320 b: Epitaph on Hocas Pocas. Verg. Woordenboek der nederlandsche Taal VI. 778 : Hocus-pocus. Verg. Woordenboek der nederlandsche Taal VI. 867 : Hokus-pocus. A. Beets. A. W. Weissman. Inde Levensberichten van de Maatschappij der nederlandsche Letter - kunde geeft A. A. Kok dat van den bekenden Amsterdammer A. W. Weissman. Wij ont - leenen daaraan : ~A. W. Weissman werd in 1858 geboren en ontving zijn eerste school - opleiding bij meester Heinsius aan den O. Z. Voorburgwal. Inde indruk verschenen lezing Amsterdam zooals het in mijn jeugdwas .... vertelt hij zoo aardig zijn wandeling van huis naar school.” En verder: ~Na de H. B. S. doorloopen te hebben kwam de jongeman, die zich reeds zeer vroeg tot de bouwkunst aan - getrokken gevoelde, inde leer op een archi - tectenkantoor. Dit was geheel in overeenstem - ming met zijn latere zienswijze, n.l. dat de praktijk en niet de schoolde leerschool voor het leven is. Hij ging dus niet naar Delft, doch ontving zijn opleiding bij de toenmalige grootheden, den stadsarchitect W. Springer en den architect B. de Greef, die later ook weer stadsarchitect werd om te zijner tijd te worden opgevolgd door Weissman. Zoo bereikte de jeugdige bouwkundige reeds op jongen leeftijd dat hem belangrijke werkzaamheden werden toevertrouwd. Bovendien was hij inde ge - legenheid door te dringen inde archieven van de Gemeente, wat hem den weg opende tot zijn omvangrijke studiën betreffende de ge - schiedenis der bouwkunst, speciaal van de amsterdamsche, en van de grootmeesters Hendrick de Keyser en Jacob van Campen. . . . De belangrijkste bouwwerken, door hem in amsterdamschen gemeentedienst gemaakt, zijn de gebouwen op de Oosterbegraafplaats en het Stedelijk Museum. De eerstgenoemde ge - bouwen zijn, gezien van het standpunt der toenmalige architectuur, zeer goed geslaagd. Het is baksteen met toepassing van terra-cotta, zulks naar het voorbeeld der oude Italianen, wier kunst hij zoo hoog waardeerde. Het Stede - lijk Museum is nog steeds een voor het doel uitnemend geschikt gebouw. De jongeren waar - deeren de architectuur nu niet meer, doch zij dienen te erkennen, dat dit bouwwerk is ge - maakt inde periode van stijlnavolging en dat het als zoodanig een van de best geslaagde ge - bouwen van Amsterdam is.” Verder : ~Weissman was een veelzijdig kun stenaar. Hij beoefende de muziek en de letter kunde had eveneens zijn volle aandacht. Toen er eens bij een officieel bezoek geen beiaardier beschikbaar was voor den Zuiderkerkstoren, klom de amsterdamsche stadsarchitect koel - bloedig naar boven en bespeelde het carillon. In het weekblad Architectura verschenen jaren achtereen, soms hekelige, soms stekelige ge - dichten van Candidus, later tot een apart bundeltje vereenigd. Deze gedichtjes geven voor den ingewijde een aardig overzicht van de gebeurtenissen op architectonisch gebied.” Dan ; ~De strijd tegen het bederven van de schoonheid van stad en land werd door hem onvermoeid gevoerd. Hij was een van de stich - ters van Heemschut. Als secretaris van den bond Heemschut deed hij vele jaren achtereen zeer nuttig werk Toen het de aandacht trok, dat zooveel oude bouwwerken geleidelijk verdwenen, maakte hij voor het Kon. Oud - heidkundig Genootschap in samenwerking met G. van Arkel een beschrijving van de noord - hollandsche oudheden. De tallooze illustratiën in dat boek zijn eigenhandig vervaardigde pen - teekeningen. Wanneer iemand hem probeerde lof toe te zwaaien over zulk een geweldig uit - gebreiden arbeid, was zijn eenvoudig antwoord, dat de fotographische reproductie toen nog niet was uitgevonden. Het oud-amsterdamsche stadhuis, ’s waerelts achtste wonder, had zijn bijzondere belangstelling. Onvermoeid leidde hij groepen belangstellenden rond en wist van elk onderdeel iets te vertellen, alsof hij in zijn ouderlijk huis rondwandelde. Verschillende pu - blicatiën in boekvorm en als tijdschriftartikel verschenen van zijn hand over dit onder - werp.” Ten slotte : ~Toen de zoo algemeen bekende man plotseling overleed en den 17 September 1923 te Haarlem de begrafenis plaats had, bleek wel duidelijk door het groote aantal af - gevaardigden van openbare besturen en ver - eenigingen, in welk een uitgebreiden kring hij bekendheid had verworven. Velen zullen dan ook met erkentelijkheid terugdenken aan deze veelzijdige en merkwaardige figuur onder de amsterdamsche architecten.” H, B. VRAGENBUS {Verzoeke antwoorden Rampelaan 84, Overveen.) Rutgerus van Meurs. Naar aanleiding van de mededeelingen in het laatste maandblad Amstelodamum teeken ik aan, dat er ook een amsterdamsche klokkenmaker Van Meurs met den voornaam Jan heeft bestaan. Op de wijzer - plaat eener staande klok uit de eerste helft der achttiende eeuw in De Beemster staat n.l. : Jan van Meurs, Amsterdam. E. J. Haslinghuis. 80