Tekstweergave van GA-1924_MB011_00086

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM en toch verheffenden afscheidsdag. Hij zelf voelde zich dien dag beter dan te voren en daarna. Het was, alsof hij het restant van zijn levenskracht op dien eenen dag had geconcen - treerd. Op 15 November (1923) is hij gestorven. Zijn lichaam was gesloopt. Maar zijn geest blijft vaardig in wie hem gekend hebben. Het trotsche woord : ~Hij was van ons” ! moge ook hier uiting geven aan blijvende dankbaarheid voor de winst, die ons zijn leven bracht." H.B. J . Th. Cremer. Van dezen zeer verdienste lijken vaderlander geeft dr. C. J. K. van Aalst het levensbericht inden bekenden bundel van de Maatschappij der nederlandsche Letterkunde. Cremer was van geboorte geen Amsterdammer, maar hij stond vooral in zijn latere jaren voort - durend in contact met Amsterdam en tijdens zijn presidentschap der Nederlandsche Handel - maatschappij heeft hij hier gewoond. Hier moet worden herdacht, wat Cremer heeft gedaan voor de amsterdamsche industrie. Toen de amster - damsche Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere Werktuigen in financieele moeilijkheden was geraakt en een nationaal bedrijf, bron van bestaan voor honderden arbeiders, dreigde ver - loren te gaan, was het Cremer, die zijn sterke schouders onder de m,oeilij kheden zette en ini 8g 1 de Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmateriaal, de zoogenaamde Werkspoor, wist te scheppen. Drie jaar later was hij onder de oprichters der Nederlandsche Scheepsbouw - maatschappij , die naast Werkspoor kwam te liggen. „Na dit alles behoeft het geen verwon - dering meer te baren, dat de naam Cremer op de amsterdamsche Eilanden nog altijd een gevoel van dankbaarheid opwekt en dat de latere minister van koloniën tweemaal naar Amsterdam kwam om ineen loods op Katten - burg een lezing voor een gehoor van fabrieks - arbeiders te houden over havenverbetering en schepenbouw.” Dertien jaren, van 1881 tot 1894 zat Cremer voor Amsterdam inde Tweede Kamer. Van 1907 tot 1913 was hij president der Nederlandsche Handelmaatschappij ; in die jaren woonde hij in het bekende huis aan» de Heerengracht bij de Vijzelstraat. Dr. van Aalst schrijft: ..Wanneer uit deze regelen de persoon van Jacob Theodoor Cremer eenigermate nader is gebracht tot hen, die niet het voorrecht hebben gehad hem te ont - moeten, dan is daarmede het doel van dit stuk - je bereikt. Een levensbericht, waaruit aan de hand van het beschikbare materiaal al hetgeen Cremer in zijn vijftigjarigen loopbaan heeft tot stand gebracht blijkt, zou een ruimte vergen belangrijk grooter dan mij hier is toegemeten. De wensch zij uitgesproken, dat de figuur van Cremer ons moge worden beschreven op de wijze als hij verdient gekend te zijn, een wijze, die het mogelijk maakt zijn levensgeschiedenis van jaar tot jaar op den voet te volgen. Dit nu was hier niet mogelijk. Op deze weinige bladzijden is getracht Cremer te schetsen als man van de daad, van de rustige bezinning, het weloverwogen initiatief, de doeltreffende uitvoering." h. B. Vereeniging tot het vormen vaneen OPENBARE VERZAMELING VAN HEDENDAAG - sche kunst. Deze vereeniging, gevestigd in het Stedelijk Museum, herdacht haar vijftig - jarig bestaan met een tentoonstelling van schildersportretten, wier werk in hare verzame - ling is vertegenwoordigd. Haar secretaris mr. H. K. Westendorp schreef voor den catalogus een historisch overzicht der Vereeniging. Het initiatief werd in 1874 genomen door C. P. van Eeghen (overl. 1889): door particuliere bij - dragen, door lega-ten en schenkingen (o.a. van P. Langerhuizen Lzn., C. P. en J. H. van Eeghen, mevr. de wed. Borski geb. Sillem) werd de vorming der collectie mogelijk ge - maakt. Eerst was zij geplaatst in het Oude Mannenhuis, toen achter het Museum-Vander Hoop, in 1895 werd zij overgebracht naar het Stedelijk Museum, dat mede, met het oog op deze collectiewas gebouwd en ingericht, J.W.E. Philips de Goede en de hollandsche steden in 1436. In ’n voordracht van de Koninklijke Academie gaf prof. Blok ’n uit - eenzetting van 't geschil tusschen Philips den Goede en de hollandsche steden in 1436 (Meded. der Kon. Academie Afd. Letterk. Deel 58 Serie B no. 21). De oorzaak van dit geschil was de oorlog tegen Engeland, waarin Philips de Hollanders en Zeeuwen wilde betrekken. Prof. Blok wijst er op, dat niet zooals vroeger werd aan - genomen na de afzetting van Jacoba van Beieren (1433) de machtige hertog eenvoudig zijn wil kon opleggen aan de Hollanders en Zeeuwen. Philips was, sedert 1419, verbonden met Engeland, maar dit bondgenootschap ondervond vele bezwaren. Ten slotte echter werd ’t te niet gedaan door Engeland’s weige - ring in 1435 om vrede met Frankrijk te sluiten, terwijl Philips September 1435 vrede sloot met Frankrijk te Atrecht. Philips deed nog zijn uiterste best om Engeland tot vrede te be - wegen zonder resultaat evenwel (najaar 1435). Zelfs werden dein Engeland vertoevende Vlamingen geplunderd en mishandeld en werden door engelsche kapers tal van vlaam - sche koopvaarders buitgemaakt, ’n Begin dus van oorlog; maar opmerkelijk is, dat de Engelschen vanaf ’t begin zorgvuldig ver - meden de Hollanders en Zeeuwen aan te vallen of ’t hun in eenig opzicht lastig te maken. In April 1436 brak de oorlog uit. Hendrik VI van Engeland had ondertusschen (14 Dec. 1435) aan vijftien hollandsche en zeeuwsche steden o.a. ook Amsterdam geschreven als aan zijn ~tres chers et grands amis” en bracht de overoude handels- en vriendschapsbetrek - kingen in herinnering met ’t verzoek te trach - ten den vrede te bewaren. 78