Tekstweergave van GA-1924_MB011_00080

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM voor het Wapenboek der leden van de krans, een gezellige vereeniging van amsterdamsche regeeringsleden (1718—1791). Het is mij be - kend dat dit Wapenboek thans in het bezit is van de familie Bosch Reitz te Laren. De heer Zwierzina verzuimt bij het noemen van litera - tuur over den penning van de krans te ver - melden mijne bijdrage in het Jaarboek 1919 van het Koninklijk nederlandsch Genootschap voor Munt- en Penningkunde, waarin ik eenige tot heden onbekend gebleven bijzonderheden over dien penning heb medegedeeld. A. J. J. Ph. Haas. Rutgerus van Meurs. De hier bedoelde horlogemaker werd 7 Juni 1738 te Amsterdam geboren als zoon van Otto van Meurs, die in 1714 geboren was, eveneens horlogemaker, en van Elisabet Potgieter, welke in Mei 1736 een huwelijk hadden aangegaan. Rutgerus werd gedoopt inde r. k, kerk 't Boompje inde Kalverstraat. (Deze kerk is voor weinige jaren gesloopt; het toen vrijgekomen terrein be - hoort thans tot de magazijnen van Vroom en Dreesman, dicht bij het Muntplein). 26 April 1765 ondertrouwde Rutgert want aldus wordt hij steeds in officiëele stukken genoemd met Elisabet Moret. Hij woonde toen op de Utrechtschestraat. 12 December 1765, dus kort na zijn huwelijk, werd hij ingeschreven in het amsterdamsche poortersboek gelijk met zijn jongeren broeder Otto, kantoorbediende van beroep. Rutgerus van Meurs was dus in de tweede helft der achttiende eeuw als uur - werkmaker werkzaam. Niet altijd kunnen levensbijzonderheden van amsterdamsche staandhorlogemakers worden opgespoord, ook al omdat de amsterdamsche horlogemakers zich nimmer ineen gild hebben vereenigd. Daar de staandhorloges echter slechts van ongeveer 1720 tot in het begin der negentiende eeuw zijn vervaardigd, is gewoon - lijk ten naaste bij aan te geven in welken tijd de een of anderen daarbij betrokken uurwerk - maker geleefd heeft, temeer daar de meeste staandhorloges uit de periode van Otto en Rutgerus van Meurs afkomstig zijn. Ook dient gelet te worden op den kastvorm ; is de staand - horlogekast toch inden aanvang tamelijk rechtaf, inde latere periode, wanneer de buik - vorm bij de meubelstukken de overheerschen - de wordt, richt ook de staandhorlogekasten - maker zich naar bedoeld model. Opmerkelijk mag het ook genoemd worden, dat de staand - horloges door niet Amsterdammers vroeger veelal, en ook nu nog wel, amsterdamsche klokken genoemd werden, ook zelfs dan wan - neer de klok niet dooreen Amsterdammer, maar dooreen horlogemaker, elders woon - achtig, naar het amsterdamsche type is ver - vaardigd. Zoogenaamde amsterdamsche klok - ken zijn echter geen staande, maar hang - klokken, die in hetzelfde tijdperk der amster - damsche staandhorlogenijverheid voor meer beperkte beurzen werden gemaakt. Met den aankoop toch vaneen staandhorloge met scheepjesbeweging, doch zonder speelwerk, was tweehonderd gulden gemoeid een som waarmede men inde achttiende eeuw natuur - lijk veel meer kon doen dan nu. De hier ge - noemde prijs blijkt uiteen kwitantie van Otto van Meurs, dato 27 Maart 1766, gereprodu - ceerd in het Huis Oud en Nieuw van Juli 1913 bij een artikel over Oude Klokken van F. J. A. van Wijk Jzn., die nauw betrokken is bij de sedert 1908 te ’s Gravenhage ontstane be - weging om de staandhorlogenijverheid in eere te herstellen en waarvan proeven te bezichtigen waren op de Middenstands-Tentoonstellingvan 1909 in het Paleis voor Volksvlijt te Amster - dam. De amsterdamsche hangklokken zijn zeer zeldzaam geworden. Het Museum en Archief van Tijdmeetkunde van den nederland - schen Bond van Horlogemakers, gevestigd in het Stedelijk Museum te Amsterdam, bezit niet eens een volledig exemplaar ; wel een kast. klein kaliber, en een wijzerplaat voor een grooter soort, doch geen uurwerk. Toch zal deze of gene nog wel een compleete amster - damsche hangklok bezitten en meenen dat hij een friesch staartstuk heeft. Oppervlakkig toch is de overeenkomst groot, maar bij nadere beschouwing zal spoedig blijken dat de boven - bouw der kast veel ondieper is dan van de friesche staartklok, waar gaande- en slag - werk achter elkander zijn geplaatst, terwijl bij de amsterdamsche staartstukken, evenals bij de staandhorloges, gaande- en slagwerk naast elkander zijn gebouwd. Ook de wijzerplaten zijn verschillend: amsterdamsche zijn vierkant, de friesche daarentegen van boven afgerond. Misschien dat deze omschrijving er iets toe zal bij brengen, om op de historische Tentoon - stelling van 1925 een of meer exemplaren van de amsterdamsche hangklok te mogen aan - treffen. Op de tentoonstelling van 1876 waren wel enkele staandhorloges en amsterdamsche zakhorloges, die ook uit de meer omschieven periode afkomstig zijn, doch geen amsterdam - sche staartklok ! J. D. Ketelaar. , .Rutgers van Meurs, horlogiemaker, op de iste Utregtsestraat," wordt genoemd op bladz. 77 van het Naamregister van alle de winkeliers der stad Amsterdam. Dit naam - register vindt men achter in het Heerenboekje van het jaar 1768. Oudere jaargangen van het Heerenboekje heb ik niet in mijn bezit. Ze zijn wel op het Gemeente-archief aanwezig of op de Universiteits-Bibliotheek. Na 1768 is het winkeliersregister niet meer in het Heeren - boekje opgenomen. Op hetzelfde blad staat ook nog Otto van Meurs, horlogiemaker inde Lange Gasthuis - molensteeg. Omstreeks 1820 vind ik nog vermeld ~J, L. van Meurs, Utrechtschestraat bij de Keizers - gracht, horlogiemaker.” B. de Ridder 72