Tekstweergave van GA-1924_MB011_00078

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM of aangeboden. De aanliggende gemeenten Sloten en Watergraafsmeer maakten bepalin - gen, waardoor de vestiging van arbeiders vrij - wel onmogelijk werd, de vestiging van midden - standers werd echter bevorderd. Na de groote annexatie in 1921, waarbij het grondgebied van Amsterdam van 4630 H.A. op 17 455 H.A. werd gebracht, is er gewerkt aan een plan voor Groot-Amsterdam. Dit plan is nog niet geheel uitgewerkt, doch bij ont - werpen, welke bestaan, is rekening gehouden met den aanleg van havenuitbreiding, industrie - kwartieren, hoofdverkeersaderen, „reserva - tions en parken” en woonkwartieren in hoog - en laag-bouw. „Terwijl thans dus getracht wordt aan de bepaling van de Woningwet, waarbij gemeenten met meer dan 10 000 inwoners een plan van uitbreiding moeten vaststellen, te voldoen, is door de gemeente Amstelveen aan de grens van Amsterdam, zonder te weten hoe de ver - keersaderen zullen loopen, of waar de indus - triestad of een nieuwe werkwijk zal komen, een plan ontworpen op een gebied van 550 H.A. ; de gemeente Haarlemmerliede heeft, aan de grens van de groote stad, een nieuw bebouwings - plan doen ontwerpen en eveneens aan de andere zijde van deze gemeente, grenzende aan Haarlem. Bovendien heeft, weliswaar gesteund door de Woningwet, het provinciaal bestuur van Noordholland aan drie andere gemeenten grenzende aan Amsterdam, zijnde Diemen, Ouder-Amstel en Weespercarspel n.b. krachtens de Woningwet de verplichting opgelegd een gemeenschappelijk uitbreidings - plan te doen vervaardigen. Het gemeente - bestuur van Amsterdam werd in deze zaak niet gekend. „Daarnaast liggen in het gebied van Amster - dam ettelijke H.A. bouwterrein, waarop de thans geannexeerde gemeenten door het uit - geven van concessies bebouwingen hebben toe - gestaan, welke een schande zullen worden voor den stedebouw van deze tijden. „Door de ontvolking van de binnenstad, de werkstad, en door het wonen inde buiten - wijken ver van die werkstad gelegen, ontstaat er een nutteloos verkeer, hetwelk in Amster - dam reeds te bespeuren is en hetwelk in Londen en in New-York tot toestanden gaat leiden, welke onhoudbaar zijn." OUD EN NIEUW UIT AMSTERDAM’S VERLEDEN Gasthuis-Apothekers. In het Pharma - ceutisch Weekblad nr. 24 en 26 doet de heer G. Hellinga mededeelingen over gasthuis - apothekers. Als eerste na 1579 mag worden aangezien Dirk Freercx, huurder van de kruidtuin, waar thans staat het college-gebouw van het klinisch Ziekenhuis. Over onderschei - dene apothekers sedert aan het gasthuis ver - bonden geweest, worden bijzonderheden ver - teld o.a. omtrent Gerrit Koek, die in 1684 bij testament een legaat maakte, opdat regenten en regentessen jaarlijks hem ter heugenisse een maaltijd zouden houden (het potje van den vrolijken apotheker). Voorts worden uit - voerige mededeelingen gedaan over Isaac Hugenholtz, van 1789 tot 1829 stads-en gast - huisapotheker, diens wrijving met het college van regenten en zijn bezwaren tegen het ge - zamenlijk eten met de suppoosten. In 1754 kwam tot stand de vereen iging van de stads - en gasthuisapotheken. Ook over de verhouding van het gasthuis tot het buitengasthuis wordt een en ander verteld, in het bijzonder over het transport der geneesmiddelen ; het buiten - gasthuis schijnt eerst in het begin der vorige eeuw een eigen apotheek gekregen te hebben. J.W. E. De duitsche banken te Amsterdam. De N. Rolt. Crt. van 12 September (Ocht.) schrijft: „Bij het beschouwen van het heden en van de toekomst der duitsche banken en bankiers - firma's hier ter stede, dient men in aanmerking te nemende groote verschillen die er tusschen deze verschillende instellingen bestaan. Over het algemeen zijn zij te verdeelen in drie cate - gorieën. Eerst komen de banken, inden vorm vaneen nederlandsche naamlooze of comman - ditaire vennootschap, met vrijwel algeheele zelfstandigheid. Als voorbeelden hiervan zijn te noemen de Handelmpij. De Bary, en de firma Mendelssohn & Co. „Onder de tweede soort vallen filialen van in Duitschland gevestigde groote banken, die dus van Duitschland uit beheerd worden, en die ook wat hun financieele positie betreft, niets anders zijn dan een bijkantoor. Hun aan - tal is, relatief en absoluut gesproken, niet groot; een typisch voorbeeld hiervan is de Deutsche Bank. Ten slotte blijven er tal van kleinere bankiersfirma’s, meestal onafhanke - lijk, die in het financieele leven soms een zeer groote, in het oeconomisch leven van ons land geheel geen rol spelen. „De geschiedenis van het duitsche bank - wezen hier ter stede wijst natuurlijk voor de afzonderlijke categorieën enkele verschilpunten aan. Over het algemeen kan men echter zeggen, dat de eerste twee soorten van de meeste be - teekenis voor ons land zijn. Hun korte ge - schiedenis loopt tot nu toe vrijwel parallel met den oeconomischen gang van zaken in Duitschland. Zooals algemeen bekend speelden deze instellingen hier een groote rol inde in - flatietijd. In die periode vluchtte het kapitaal uit Duitschland naar Amsterdam, van waar het, hetzij direct ten behoeve van de depo - santen, hetzij als crediet in het algemeen, voor Duitschland's handel rendabel werd gemaakt. „Tegen het einde van het vorige jaar kwam er hierin een belangrijke ommekeer, Als uit- 70