Tekstweergave van GA-1924_MB011_00076
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
den
titel
van
doctor
inde
klassieke
letteren,
in
vanzelfsprekende
aansluiting
bij
den
t°
en
bestaandcn
toestand,
als
vereischte
voor
rector
en
conrector,
de
genoemde
wijziging
spreekt
trouwens
in
overeenstemming
met
het
Academisch
Statuut
van
15
Juni
1921,
dat
de
differentiatie
van
de
doctoraten
inde
letteren
van
de
wet
van
1876
heeft
opgeheven
slechts
van
doctor
inde
letteren
en
wijsbegeerte,
ter
-
wijl
tot
conrector
ook
doctoren
inde
wis-
en
natuurkunde
benoembaar
zijn.
Zoo
ziet
men
ook
inde
benoeming
van
dr.
Hazewinkel
tot
conrector
een
symptoom
van
de
gestadige
ontwikkeling
van
het
gymnasiaal
onderwijs.
Tot
besluit
moge
hier
het
feit
vermelding
vinden,
dat
eender
tegenwoordigeleeraren
dat
gansche
boven
behandelde
tijdperk
aan
het
Gymnasium
heeft
mee
beleefd,
de
heer
E.
de
Jong,
leeraar
in
het
Duitsch.
Hij
heeft
nog
gedurende
drie
maanden
in
u
Ü
W
°
P
den
ingel
les
gegeven
zijn
benoeming
dateert
van
1
October
1885
Hofdijk
heeft
hij
nog
als
collega
gekend,
en
men
vrage
niet,
hoevelen
hij
inde
latere
jaren
van
zijn
werkzaamheid
als
leerlingen
gehad
heeft,
wier
ouders
inde
eerste
periode
bij
hem
inde
bank
hebben
gezeten.
Wat
ineen
provincieplaats
tot
evene
-
ment
wordt,
gaat
ineen
groote
stad
als
Amsterdam
inde
veelheid
der
verschijnselen
teloor.
Ook
daarom
mocht
de
staat
van
dienst
van
dezen
„Veteranus”
het
pseu
-
oniem,
waaronder
de
heer
De
Jong
een
artikel
in
het
Amsterdamsche
gymnasiasten
-
blad
Suum
Cuique
van
4
September
11.
aan
het
aftreden
van
dr.
Poutsma
wijdde
naast
de
opsomming
der
wisselende
rectoren
en
conrectoren
in
herinnering
worden
gebracht.
Amsterdam.
M
.
B
oas.
LANGS
DEN
WEG
Stadsschoon.
De
Commissie
voor
het
Stadsschoon
is
naar
men
weet
ontbonden
;
in
haar
plaats
treedt
de
Schoonheidscommissie
die
9
September
door
den
wethouder
voor
publieke
werken
den
heer
J.
ter
Haar
geïnstalleerd
werd.
24
October
hield
Stadsschoon
een
afscheids
-
bijeenkomst
in
het
Stedelijk
Museum,
tot
welker
bijwoning
onze
leden
en
dames
ge
-
noodigd
waren.
Haar
secretaris
de
heer
Jan
de
Meyer
sprak
toen
over
de
Karakteristieke
schoonheid
van
Amsterdam,
een
onderwerp
dat
hij
een
paar
dagen
te
voren
(20
Oct.)
eveneens
behandeld
had
ineen
bijeenkomst
van
het
Koninklijk
Oudheidkundig
Genoot
-
schap
;
ik
was
verhinderd
de
tweede
voor
-
dracht
bij
te
wonen.
Krachtens
den
aard
van
dit
Genootschap
had
de
heer
De
Meyer
uit
de
overgroote
hoeveelheid
stof
vooral
de
oude
stad
als
aan
-
schouwings-object
gekozen
;
hoewel
de
groeien
-
de
nieuwe
stad
ook
karakteristiek
is.
Amster
-
dam
is
een
zeer
bijzondere
stad
vol
geestelijke
werking;
zij
is
zoowel
kunststad
als
handels
-
stad.
Gelukkig
hij,
die
er
mag
wonen.
Haar
schoonheid
dankt
zij
aan
haar
plattegrond
van
Hendrik
de
Keyser,
waardoor
haar
leven
-
de
schoonheidsfactoren:
water
en
boomen,
mogelijk
werden.
De
Keyser
is
wellicht
ge
-
ïnspireerd
tot
zijn
genialen
greep
van
stads
-
uitbreiding,
den
grachtengordel
door
het
plan
der
centrale
vestingstad
Palma
in
Italië,
dat
in
halve-maan-vorm
teruggevonden
wordt
in
dat
van
Coevorden.
Tot
het
karakteristieke
schoon
dragen
ook
belangrijk
bij
de
schepen,
die
bouwkunst
op
het
water,
waarom
ze
dan
ook
niet
uit
de
binnenstad
mogen
worden
verdreven,
gelijk
men
bijv.
van
plan
is
te
handelen
ten
opzichte
van
den
Binnen-Amstel,
de
oude
Kisten
-
makersgracht.
Leven
en
bedrijf
aan
en
op
het
water
geven
het
eigen
accent
aan
de
stad.
Zie
de
foto
van
de
Groenlandsche
pakhuizen
met
daarvoor
de
sleeperskar
en
de
zolderschuit
voor
den
wal.
Ten
einde
dit
eigen
amsterdamsche
accent
te
doen
uitkomen,
stelde
de
heer
De
Meyer
tegenover
elkander
op
het
doek
beelden
uit
de
twee
watersteden
;
Amsterdam
en
Venetië
;
Amsterdam
met
zijne
burgwallen
en
Venetië
met
zijne
in
het
water
staande
huizen.
Ook
te
Amsterdam,
bijv.
aan
het
Damrak,
zijnde
huizen
een
enkele
maal
~te
water
uitgebouwd."
Nog
eens
:
het
water
is
een
hoofdfactor
voor
Amsterdam.
Daarom
moet
het
ook
niet,
zoo
-
als
aan
het
begin
van
de
Handelskade
geschied
is,
weggetimmerd
worden
achter
schuttingen
of
weggestopt
achter
hooge
pakhuizen,
zooals
langs
de
geheele
Handelskade,
schrijft
de
N.Rott.
Crt.
in
haar
verslag.
Daarom
moeten
steigers
niet
massief
zijn,
maar
open,
gelijk
men
kan
zien
aan
het
Damrak,
aan
den
Oosterdoksdijk,
en
aan
de
Oude
Turfmarkt.
Een
steiger
moet
een
bouwsel
op
het
water
zijn,
het
water
moet
echter
hoofdzaak
blijven.
Men
spare
het
zooveel
mogelijk,
en
bescherme
het
ook
tegen
de
eischen
van
het
verkeer,
een
modewoord,
meent
de
heer
De
Meyer.
En
niet
minder
van
belang
zijn,
zooals
ge-
68