Tekstweergave van GA-1924_MB011_00075

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Toen viel de keus op dr. J. L. Liezenberg, rector van het gymnasium te Schiedam. Zonder dezen zelf of hen, die tot zijn benoeming hebben meegewerkt ook maar iets te kort te doen, mag thans, na meer dan tien jaren, wel verklaard worden, dat deze keuze een betreurenswaardige vergissing is geweest. Reeds bij zijn komst leed dr. Liezenberg zonder dat hij zelf of zijn omgeving zich hiervan bewust was aan de vreesdijke ziekte, die hem binnen weinige jaren ten grave zou slepen, en hem de vervulling van het rectoraat aanvankelijk moeilijk, later onmogelijk maakte. Hij werd tegen de Paaschvacantie van 1915 van hooger hand bij voorraad van de waar - neming van zijn ambt ontheven, eerst inde raadszitting van 23 September d.a.v. kwam zijn verzoek om eervol ontslag ter tafel. Intusschen was de conrector dr. A. Poutsma met de leiding der zaken belast geweest en deze heeft het ontwrichte me - chanisme zoo snel en zoo energiek hersteld, dat hij, wel is waar niet formeel, maar dan toch feitelijk zonder mede-candidaat, op 24 November 1915 definitief tot rector werd benoemd (leeraar sinds 1890, conrector sinds 1914). Nu ook dr. PoutSma den pensioengerechtigden leeftijd bereikt en hij met ingang van 1 September 1.1. eervol ontslag verkregen heeft, is hem bij zijn afscheid inde Vrije Gemeente van alle zijden, ook van die der regeering en der plaatselijke overheid, getoond, hoezeer men de wijze, waarop hij het rectoraat vervuld heeft, waardeert. Onder zijn rectorschap is heel wat op het Gymnasium veranderd, deels door zijn eigen initiatief bijv. de regeling der schooltijden in verband met de invoering van den derden vrijen middag deels door de geleidelijke invoering van het K.B. van 7 Juni 1919 betreffende de reorganisatie van het gymnasiaal onderwijs. Nieuwe vakken (scheikunde voor alle leerlingen vanaf de derde klasse, teekenen, openluchtspel) deden hun intrede. Het schoolgebouw is voor de meer dan 400 leerlingen, waaronder het vrouwelijk element, onderVan denEs nog sporadisch, reeds de meerderheid vormt, van lieverlede te klein geworden, zoodat juist voor het eindigen van Poutsma s rectoraat wederom een verbouwing moest plaats vinden, waarin gymnastieklokaal, leerarenkamer en woning van den claviger betrokken werden. Ook het ambt van conrector is onder Poutsma van karakter veranderd ; als zoo - danig is bij raadsbesluit van 8 Maart 1916 benoemd dr. J. H. Smit (leeraar sinds 1897), die Poutsma thans ook als rector opvolgt. Op de oude latijnsche scholen was de conrector de titel is een minder juist gevormd neolatijnsch woord de „mede - rector” van den rector in dien zin, dat het onderwijs inde oude talen inde hoogste klassen bij hen beiden berustte ; de H.0.-wet van 1876 heeft den titel conrector alleen laten bestaan voor den leeraar hij moest doctor inde klassieke letteren wezen die den rector bij verhindering vervangt. Zoo hebben de achtereenvolgende conrectoren inde hier behandelde periode ook gefungeerd : dr. I. Dornseiffen (tot 1889, leeraar sinds 1848), Meyer tot 1896, dr. F. L. Abresch, leeraar sinds 1877, die Meyér als conrector op volgde en tegelijk met dezen eervol ontslag vroeg, Poutsma (sinds 1914). De wijziging door Poutsma na zijn optreden als rector in het conrectoraat gebracht is nu deze geweest, dat de conrector met een deel der steeds aangroeiende werkzaamheden van den rector werd belast en wel met de verzorging der belangen van de leerlingen der beide laagste klassen, zoodat de conrector, zij het ook in anderen zin als vroeger, de medebestuurder van den rector geworden is. Als rector wordt dr. Poutsma opgevolgd, gelijk boven reeds is vermeld, door den conrector, dr. J. H. Smit, daartoe bij raadsbesluit van 18 Juni 1924 benoemd. Zijn plaats als conrector wordt ingenomen door dr. C. Hazewinkel (aan de school verbon - den sinds 1912), de eerste niet-classicus, die aan het Gymnasium een leidende positie bekleedt (raadsbesl. van 23 Juli 1924). Bij diens benoeming immers is weder een innovatie toegepast, die eender jongste wijzigingen van de H.0.-wet van 1 Maart 1920, in werking getreden 19 September 1921, veroorloofde. Stelde de wet van 1876, 67