Tekstweergave van GA-1924_MB011_00073

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM MEDEDEELINGEN VAN HET BESTUUR Bezoek aan de Nederlandsch-Israelietische Hoofdsynagoge, Jonas Daniël Meyerplein. Door de welwillendheid van het Kerkbestuur der Nederlandsch-Israëlietische Hoofdsynagoge is het Bestuur van ons Genootschap inde gelegenheid de leden met hunne dames uitte noodigen tot eene bezichtiging van bovengenoemde Synagoge, op Maandag den 22sten December, des namiddags te ij ure. Leden, die aan dit bezoek wenschen deel te nemen, worden verzocht vóór 20 Novem - ber daarvan mededeeling te doen aan den heer D. Kouwenaar, 2en Secretaris, Palestrinastraat 6, met opgave van het aantal toegangsbewijzen, dat zij wenschen te ontvangen, tot een maximum van drie. Benoeming van nieuwe leden. Het Bestuur zal gaarne opgave ontvangen van de namen der personen, die voor eene benoeming tot lid tegen 1 Januari 1925 door de leden worden aanbevolen. DE RECTOREN VAN HET GYMNASIUM VAN AMSTERDAM GEDURENDE DE LAATSTE VEERTIG JAREN Het aftreden van dr. Albs. Poutsma als rector van het Gymnasium van Amsterdam geeft ons aanleiding om het een en ander in herinnering te brengen of mee te deelen omtrent de dragers, gedurende de laatste veertig jaar, van het ambt van rector, dat in onze stad vierhonderd jaar in regelmatige opvolging bekleed wordt. In 1885 gaf de toenmalige rector dr. A. H. G. P. van den Es, onder wiens rectoraat men het gebouw van de oude latijnsche school (sinds 1846 Gymnasium) op den Singel heeft verlaten en het Gymnasium aan de Weteringschans gebouwd is, in Eigen Haard ineen drietal artikelen Bij de opening van het nieuwe Gymnasium van Amsterdam, een ontwikkelingsgeschiedenis van de inrichting van latijnsche school tot modern Gymnasium, en somde hij zijn ambtsvoorgangers in chronologische volgorde op (pag. 607 vg.). Evenzeer als de positie van Van den Es, toen hij in 1886 het nieuwe Gymnasiumgebouw inwijdde, geheel verschillend was van die van den rector der oude latijnsche school, die naast de hoogleeraren van het Athenaeum een bevoorrechte plaats onder de onderwijskrachten van onze stad innam, evenzoo zijnde verhoudingen thans geheel veranderd vergeleken met die van voor veertig jaar : de rector van het Gymnasium van Amsterdam (zoo luidt immers de officieele titel van het zgn. stedelijk of openbaar Gymnasium) is niet meer uniek, gelijk Van den Es het was en gelijk hij het ook placht uitte drukken, maar ziet naast zich de rectoren van het christelijk Gym - nasium, van het katholiek Gymnasium, en van het Lyceum, terwijl inde oogen van het publiek hij eender meer dan twintig directeuren is van inrichtingen van middelbaar onderwijs, waartoe weliswaar niet wettelijk, maar dan toch feitelijk, het gymnasiaal onderwijs behoort. Wij vangen ons relaas aan bij het aftreden van Van den Es (rector 1 April 1882— 30 Sept 1896), wiens voorgangers inde negentiende eeuw hier nog even vermeld worden: H. Hana (1796 —1806), H. Bosscha (1806 —1819), W. J. Zillesen (1819 —1834), A. G. van Capetle (1834 —1847), D. J. Veegens (1847 —1861) en N. J. B. Kappeyne van de Coppello (1861 —29 Jan. 1882), onder wiens rectoraat ten gevolge van de invoering van de Hoogeronderwijswet van 1876 de reorganisatie van het Gymnasium een aanvang neemt (K.B. 29 Juni 1878), die onder Van den Es haar beslag heeft gekregen (K.B. van 2 April 1884 en 21 Juni 1887 SM. 105 en 106). Van den Es is bij zijn aftreden op indrukwekkende wijze gehuldigd. Reeds in het programma voor den cursus 1896/97 had de toen jongste leeraar inde oude talen. 65