Tekstweergave van GA-1924_MB011_00070

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM den trant der huizenbeschrijvingen in ons Jaarboek en daarbij, wat er bijzondere beteeke - nis aan geeft, rijk geïllustreerd. Gevel, deuren, stucplafonds, gangen, wandbeschilderingen, schoorsteenmantels, trappenhuis en wat dies meer zij, documenteeren de wondere pracht van dit vroeg-achttiende-eeuwsche grachten - paleis. J. W. E. Coenhaven. Zaterdag 13 September werd de Coenhaven door H.M. de Koningin ge - opend. De N. Rott. Crt. van dien dag gaf eenige historische bijzonderheden. Deze haven is te beschouwen als het begin van Amsterdam’s havenontwikkeling naar het Westen, waartoe in 1913 de Gemeenteraad in beginsel besloten had. „Het ontwerp van de te bouwen Coenhaven aldus werd de nieuw te maken haven ge - noemd voldeed aan de gestelde eischen ; de haven toch is niet ver van het handels - centrum gelegen en zou zooals toenmaals ver - wacht mocht worden, geruimen tijd kunnen voorzien inde gestadige toenemende behoefte aan havenruimte. Tevens werd het mogelijk geacht binnen korten tijd reeds een belangrijk deel van deze haven ter beschikking te kunnen stellen van handel en scheepvaart. „Op 19 December 1916 dienden B. en W. dan ook bij den gemeenteraad een voorstel in, waar - bij behalve de uitbreiding der ligplaatsen en vlothavens inde Houthaven, de aanleg van de Coenhaven aan de orde werd gesteld. Hierin werd o.m. gezegd : „Reeds thans zijn voor terreinen geschikt voor de oprichting van handels-etablissementen aanvragen ingekomen waaraan zeer bezwaarlijk is te voldoen en wij verwachten dat de krachtige positie waarin de nederlandsche scheepvaart tegenwoordig ver - keert, aanleiding zal geven tot het openen van nieuwe verbindingen, terwijl mede op de moge - lijkheid moet worden gerekend, dat onze haven dooreen grooter aantal graan-, hout-, kolen- en andere schepen dan vroeger zal worden bezocht „Vooral voor deze schepen die aan boeien lossen zal dan geen voldoend veilige ligplaats waar ook de vaartuigen, waarin wordt gelost, tegen de heerschende winden bescherming vinden, beschikbaar zijn". Gelijk verder uit het voorstel blijkt werd inde eerste plaats gedacht aan een voorziening inde behoefte aan ligplaats voor de schepen inde wilde vaart". Allerlei economische- en handelstoestanden vertraagden en wijzigden het plan van uit - voering. „In begin November 1917 was de uitvoering van het eerste werk voor de te maken haven gegund, n.l. het maken van den Ringdijk met bijbehoorende werken. Spoedig daarop werd de eerste spade inden grond gestoken en de uitvoering ter hand genomen. „Volgens het nieuwe ontwerp 19 April 1921 door B. en W. bij den Raad ingediend wordt de Coenhaven thans uitgevoerd. Is deze haven geheel gereed, dan zal de kadelengte van de amsterdamsche haven vermeerderd zijn met 2550 M. kadenmuur aan diep en 1400 M. aan ondiep water. Het noordelijk deel van de haven is beschikbaar voor eenige schepen op boeien, het oostelijk deel is bestemd voor lig - plaats van binnenschepen. De bouwkosten volgens het nieuwe ontwerp werden geraamd op / 12145000, dus / 8145000 hooger dan de kosten van het eerste plan. Deze belangrijke verhooging van de raming der bouwkosten is ten deele te wijten aan de toenmaals hoog opgeloopen loonen en materiaalprijzen. Volgens de huidige raming zal evenwel de Coenhaven belangrijk minder kosten. ~Het voorstel van B. en W. voor het nieuwe Coenhavenplan werd op 4 Mei 1921 zonder hoofdelijke stemming door den gemeenteraad aangenomen. ~Intusschen was medio 1920 inde gunstige conjunctuur een kentering gekomen. Een en ander gaf aanleiding tot het besluit om voor - loopig slechts het westelijk deel van de Coen - haven uitte voeren en wel ineen vertraagd tempo waardoor de bouwkosten tot een mini - mum werden teruggebracht. Rembrandtsplein. Onder dagteekening van 12 Juli heeft de Commissie voor het Stadsschoon het volgende aan B. en W. ge - schreven. ~Inde laatst gehouden commissie-vergade - ring heeft een onzer leden, de schilder Ed. Karsen, zijn voldoening uitgesproken over de uitstekend geslaagde verandering van het Rembrandtsplein. ~De andere leden waren het met dit oordeel volmondig eens. Er werd daarom besloten, aan uw college mededeeling te doen, hoezeer de Commissie voor het Stadsschoon het op prijs stelt, dat de oude, doch steeds jonge schoon - heid van Amsterdam dooreen nieuwen aanleg op hedendaagsche wijze zoo voortreffelijk wordt aangevuld." Dr. Jan Veth, daarentegen oordeelt aldus (N. Rott. Crt. 26 Aug. 1924, Av. A.) : ~In het stadsaspect te willen concurreeren met groote gansch anders geaarde steden uit het buitenland, dat is juist het goedkoope streven, waardoor men het eigen karakter, het eigen schoon van Amsterdam van lieverlede totaal dreigt te bederven. „Deskundige bezoekers uit het buitenland, zooals het Stedenbouw-congres er onlangs nog weer verscheidene naar Amsterdam bracht, verklaren met stelligheid, dat men druk bezig is, het amsterdamsche stadsschoon te gronde te richten. Zij staan er verbaasd over, dat de Amsterdammers zelf de weergalooze bekoor - lijkheid van hun stad blijkbaar niet begrijpen. En zij wijzen juist als de groote fout aan, het streven tot nivelleeren en tot nadoen van wat men overal elders vindt alles ten nadeele van het eigen kostêlijk erfdeel. 62