Tekstweergave van GA-1924_MB011_00011

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM ongerepte man met kalm vertrouwen uitzien naar het lot van wat hij nalaat. De kwestie van de successie van Burger is zeer moeilijk, maar zij is door allerlei om - standigheden en invloeden nog zwaarder gemaakt dan zij reeds is. Wat de zaak vooral verzwaart is de omstandigheid, dat men deze aanleiding schijnt te willen aangrijpen om te komen tot een centralisatie van het bibliotheekwezen in Amsterdam. Dat zou feitelijk de opheffing der Universiteits-bibliotheek als zoodanig beteekenen; volkomen terecht heeft dan ook de academische Senaat zich eenstemmig verklaard voor het behoud der Universiteits-bibliotheek als zoodanig. Staat dit eenmaal vast, en dat behoorde vast te staan, dan is de keuze van Burgers opvolger niet zoo moeilijk meer. Die opvolger, wie hij ook moge zijn, vindt inden ouden Garnalendoelen nog veel te doen. Maar overal zal hij de ordenende, regelende hand van Burger herkennen in allerlei wat reeds is tot stand gekomen. Zeer groot is het aantal speciale catalogi, die inde laatste dertig jaren zijn verschenen en waarmede zeer velen zijn gediend. In - tusschen is het werk van den grooten catalogus steeds voortgegaan en kan men dus gemakkelijk vinden wat men noodig heeft. En deze arbeid was des te moeilijker, naarmate in snel tempo de boekenschat door geschenk, bruikleen en aankoop zeer belangrijk is vergroot. Burger is voortgegaan op het voetspoor van zijn voorganger Rogge in zijn pogingen om zooveel mogelijk geheele bibliotheken te verwerven voor de boekerij. Ook daardoor zijn zeer belangrijke aanwinsten verkregen. Wij herinneren onder meer aan de Pierson-kamer en aan de Ouack-bibliotheek. beide van zeer groot belang voor speciale gebieden van grooten omvang. Wanneer wij het geheel van Burgers werkzaamheid overzien, dan kunnen wij niet anders dan zijn arbeid volkomen geslaagd noemen. Als wetenschappelijk man heeft hij groote, algemeen erkende verdiensten. Als bibliograaf en als geschiedkundig onderzoeker heeft hij reeds lang zijn sporen verdiend. En als bibliothecaris heeft hij in spijt van ongunstige omstandigheden en ook in weerwil van soms begrijpelijke, maar veelal onwelwillende kritiek den dank van allen verdiend, die van zijn ruste - loozen arbeid hebben geprofiteerd. Wel verdiend was dan ook het warme woord van hulde en dank, dat onze Burgemeester inden Raad hem namens de stad Amsterdam en haar burgerij heeft gebracht. En onwillekeurig dachten wij weer aan het opschrift van Thorbecke’s standbeeld : optimo civi cives, dat in dezen letterlijk van toepassing is. H. B. LANGS DEN WEG W. C. Inde Nieuwe Rott. Crt. van 10 November (Av. B.) houdt een medewerker een praatje over deze onmisbare vertrekjes in onze woningen. Oudtijds vond men ze ook, meer dan thans, langs den openbaren weg, wat te Amsterdam bij keur van 2 Maart 1581 verboden werd. Alleen op het Water tusschen Oude- en Nieuwebrug bleven zij toegelaten, mits zeven voet van den wal verwijderd om een „ganek ende opslag" langs den waterkant over te houden. Achttien jaar later werden de privaten boven de grachten opnieuw verboden, terwijl in 1596 en 1623 bepalingen werden gemaakt omtrent het „nachtwerk” en het storten van het geruimde buiten de palen in het IJ en inden Amstel voorbij den Runmolen. Over de plaatsing en inrichting dezer noodzakelijke „gemakken” inde woningen, hoog en laag, onzer grachtenhuizen, schrijft het artikeltje niet. Historisch zou liet stellig niet zonder belang zijn ; men denke slechts aan de geruchten die de ronde doen ter zake het Paleis op den Dam, J. W. K. Amsterdam renaissance-stad. Jan Grégoire schrijft in Opgang van 24 November over de schoonheid van Amsterdam. „Toen ik eens, netjes door mijn vrouw opgedoft, getuige moest zijn bij den trouw vaneen vriend, liep ik drie keer de Oude Zijds Voor - burgwal (of is het de Nieuwezijds Achter - burgwal) waar het stadhuis zich bevindt, voorbij en kwam bijna te laat voor de plechtig - heid. Vraag me niet naar den weg van de naast grenzende straten aan die waar ik woon (in het hartje van Amsterdam, lezer). Ik kan ze nu nog niet van elkaar onderscheiden. Amsterdam heeft zoo’n meesleepende zinnen - begoochelende schoonheid, dat men er ver 3