Tekstweergave van GA-1924_JB021_00189
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
langh
23
voeten,
gelegen
buyten
de
Gasthuysmolenpoorte
op
de
Achterburgwal”.
Aangaande
het
pakhuis
„de
Appelboom”
(I)
ligt
het
vermoeden
voor
de
hand,
dat
Balthazer
Simonsz.
Appelman
dit
heeft
laten
bouwen
en
het,
in
overeenstemming
met
zijn
familienaam,
„de
Appelboom”
genoemd
heeft.
Hij
was
in
1590,
93
en
95
en
later
in
1600
Burgemeester
van
Amsterdam.
Hij
was
zuivelkooper
en
woonde
inde
Kalverstraat,
„inde
groene
kaes”.
1
De
eerste
en
meer
bekende
groote
zeventiende-eeuwsche
uitlegging
der
stad,
maakte
spoedig
een
einde
aan
den
hier
eenigzins
bekrompen
toestand.
Reeds
in
1611
begon
men
de
stadsmuren
met
bastions
weder
te
verwijderen,
de
grachten
daarbuiten
te
dempen
en
den
„achterburgwal”
op
de
tegenwoordige
breedte
te
graven.
Sinds
dien
werd
hij
Heerengracht
genoemd.
Het
spreekt
wel
vanzelf,
dat
deze
verruiming
een
verbetering
voor
de
scheepvaart
was
en
een
zeer
gunstige
uitwerking
op
de
bestaande
bebouwing
had
;
bij
het
hierbedoelde
huis
bleek
dit
wel
zeer
duidelijk.
De
verschillende
kleine
perceelen
gingen
snel
van
den
eenen
eigenaar
aan
den
anderen
over,
om
binnen
enkele
jaren
in
één
hand
vereenigd
te
worden.
De
volgende
kwijtschel
-
dingen
geven
dit
onder
anderen
weer.
Op
24
November
1612.
„Schipper
Theewis
Israëls
verkoopt
aan
Gerrit
Jansz.
Turfdrager
een
wooninghe
en
erve
ineen
gemeen
steeghje
op
de
nieuwezijds
Aghter
burgwal
(VI
en
VII),
belent
Aert
Adriaensz.
aan
de
oostzijde
(VIII)
ende
wed.
Wouter
Wouters
aan
de
Westzijde
(II),
in
allen
schijne
die
wooninge
beheynt
ende
betimmert
staet”.
Hierbij
werd
nog
geen
melding
aangaande
den
eigendom
der
muren
gemaakt,
zoodat
verondersteld
mag
worden,
dat
er
geen
gemeenschappelijke
muren
bij
waren.
Op
17
Juny
1619.
„Emanuel
van
Basserode
verkoopt
aan
Jan
Macaré
wolle
-
verkooper,
een
packhuys
en
erve
(I)
op
de
Heere
Graght,
aghter
’t
huys
van
den
Comparant
(V
van
Basserode)
genaempt
„d’Appelboom”,
langh
’t
voorz.
erve
60
voeten;
helend:
Corn.
Pietersz.
Kater
aan
de
suytzyde
(III)
enTrijn
Jans
aan
de
noort
-
zijde
(II),
streckende
voor
van
de
straat
tot
aghter
aan
’t
erf
van
den
comparant
(V
van
Basserode),
alwaar
’t
voorz.
erf
zijn
uytterste
gront
betimmert
heeft.
Basserode
zal
zijn
waterloosinge
aan
de
suydtzyde
van
’t
packhuys
behouden
tot
op
de
Heere
Graght”.
Hieruit
blijkt,
dat
het
van
den
in
1602
overleden
vermoedelijken
stichter
van
dit
pakhuys,
oud
Burgemeester
Appelboom,
overgegaan
was
aan
van
Basserode.
Op
6
December
1619.
„Wynant
Wouters
en
Clara
Wouters,
geassisteert
met
Wessel
Jansz.
haren
man
ende
vooght,
transporteeren
aan
Jan
Macaré,
een
huys,
1
Elias,
De
Vroedschap
van
Amsterdam.
I.
70.
143