Tekstweergave van GA-1924_JB021_00105

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
boord der schepen hadden moeten brengen, en eveneens „alsoo Sijne Excellentie vermits wichtige oorsake noch moeste vertoeven” onverrichter zake tehuis kwamen, beurden f 9. —. Ten slotte waren Sybrant Jacobsz. en Jan Gheritsz., die als „water - scheepsluyden” worden aangeduid, gelukkiger. Zij brachten den Prins over „mit Sijnder Excellentie geselschap ende bagage”, en ontvingen respectievelijk f6o. en f 53. —, „zoo voor hair vacatie ende oncosten, als 00c tot verlet van hair scade ende interest, die zy claechden overmits den ijsgangh gheleden te hebben”. Met deze schepen voer het gezelschap naar Muiden, waar een vloot uit Amsterdam den hoogen gasten tegemoet kwam. Drie schuiten waren als galeien toegerust „fraey geschilder! met schilden, helmen, ende de buvenets oft tenten fraey overtoghen met orainge, blaw schaerlaecken, ende fraey gjiearmeert met geschut ende galierische ghereet - scap”. Verder waren er zes jachten, „mede fraey gheschildert”, en met geel laken bekleed, terwijl de tenten met wit scharlaken bedekt waren. Dan volgden drie booten „op manieren van boygarts toeghemaect met meersen ende dierghelijcken ghereetscap, wat tot een boygert behoorende is”. Dit heeft Moes, in zijn boven - genoemd artikel, tot een grappige vergissing verleid. Hij vertelt dat de drie booten geheel in boomgaarden waren herschapen! Inzage van Bor had hem kunnen leeren dat met „boygerts” boeiers bedoeld worden : de middelnederlandsche vorm luidt boyer en duidde een klein koopvaardijschip aan. De meerse is de mars of mastkorf, boven om den mast, waar de hoofdtouwen worden gespannen. Ook deze boeiers waren beschilderd en met geschut voorzien. De schilder Claes Jansz. declareerde f4O. —-voor „arbeytsloon, verven, ende andere materialen, van te scilderen ende te stoffieren” deze „galeyen en boots”, en Harman Rodenburg de Jonge, drapenier, ontving f 20. voor de schade, die het laken op de galeien, dat hij vermoedelijk ten gebruike had gegeven, had geleden. Het makelaarsgilde had een roei-baardse uitgerust, niet een roeiboot, zooals Moes meende, maar een met riemen bewogen bark, waarop een huis met een leien dak achter de tent waste zien l . En ten slotte volgde nog eene kleinere roeibaardse, met serge behangen, uitgerust door de koopmansboden. Met deze vloot werd de Prins naar de stad gebracht. Den naam van den admiraal, die het bevel voerde, vond ik niet vermeld; doch uit het feit dat door Thesau - rieren een bedrag van 109 gl. 2st. en 12 penn. werd betaald „an roevers, stuyrluyden ende bosscuytteren mit andere personen, over hair dienst op de incomste van 1 De rekening van het Makelaarsgilde vermeldt „an oncosten gedaen op het inhalen van mynen heer den Prince van Orangien, het uuytvoeren etc.: 128 gl., ryst., 12 penn. 69