Tekstweergave van GA-1924_JB021_00041

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
i6.352.i2i M 3 . De Nationale vlag, welke in 1897 nog de tweede plaats innam, kwam gedurende 1898 bovenaan te staan en heeft die plaats tot heden op schitterende wijze kunnen behouden ! Doch niet alleen het zeescheepvaartverkeer breidde zich uit. Ook het verkeer over onze kanalen en rivieren met het buitenland werd drukker; in 1898 kwamen in Amsterdam624 Rijnschepen aan, metende 278.127 M 3 ; in 1922 1189 metende 779.252 M 3 . 1 Daartoe zal ook de op 1 Augustus 1898 in werking getreden bepaling wel hebben bijgedragen, waarbij vaartuigen, die geladen rechtstreeks van den Rijn uit Duitschland komen en binnen een maand daarheen weer vertrekken, vrijgesteld worden van haven-, schut- en bruggeld. Aan de belangen der binnenscheepvaart werd de noodige aandacht gewijd. Uiterst gewichtig b.v. is het plan tot verbetering van den binnenscheepvaartweg tusschen Noord- en Zuidholland, door vervanging van de Schinkelsluis nabij het eind van den Overtoom, die voor de behoefte van de scheepvaart geheel onvoldoende is, dooreen dubbele schutsluis in het Nieuwe Meer. De voor de uitvoering van dat plan noodzakelijke onteigening is bij de Staten-Generaal aanhangig. Opneming van Amsterdam in het internationale luchtvaartverkeer werd verkregen door het van Rijkswege inrichten van het Vliegveld Schiphol. Nu de Regeering met het Gemeentebestuur van Amsterdam daaromtrent tot overeenstemming is gekomen, kan worden verwacht, dat binnenkort Schiphol definitief zal worden opengesteld voor het burgerlijke luchtvaartverkeer. Woningvraagstuk. Eender moeilijkste problemen voor het bestuur vaneen groote stad is wel het woningvraagstuk. Inden loop van de laatste 25 jaar is het eigenlijk pas een ernstig punt van overweging voor de leiders der Gemeente geworden. Aan het begin van dit tijdperk bekommerde de stedelijke overheid zich betrekkelijk weinig om de woningvoorziening. Woningtekort was er niet; integendeel, de laatste jaren der vorige eeuw kenmerken zich zelfs dooreen groote overproductie op het gebied van den woningbouw. Het was de tijd van den z.g. „revolutiebouw”. De bouwers waren meerendeels werklieden en kleine winkeliers, menschen met een klein of geheel zon - der eigen kapitaal, dikwerf door de credietmaatschappijen tot woningspeculatie ver - lokt. Wij zien de droeve resultaten van hun werkzaamheid inde Kinkerbuurt, in het Van Beuningenkwartier, ineen groot deel van de Pijp, met haar talrijke 1 Door de Ruhrbezetting zijnde cijfers voor 1923 niet geschikt voor vergelijking. 5