Tekstweergave van GA-1923_MB010_00043

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Christina verhief hem in 1651 inden adelstand, doch hij overleed reeds in het volgende jaar. Dr. Jacob van Dijck, dien ik zooeven noemde, was na de stichting van het nieuwe Gothenburg tot commissaris der, justitie aldaar benoemd en belast met de ont - vangst der vreemdelingen, die er zich wilden vestigen. In 1624 kon hij den bekenden Willem Ussclincx begroeten, die naar Zweden was gekomen om eene Zuidzee - compagnie op te richten, tot kolonisatie in Amerika. In 1626 werd deze compagnie inderdaad geoctroieerd, doch, evenals alle andere plannen van Usselincx, ook dit pogen had geen succes. Toen Vondel in 1626 zijn reis naar de Scandinavische rijken maakte, bezocht hij ook Gothenburg. Hij richtte van daar een brief in dichtmaat aan den muider Drost, en betaalde ~’s konings tol” aan dr. Van Dijck inden vorm vaneen sonnet, het bekende Orakel, waarin hij de overwinningen van Gustaaf Adolf in Duitschland met dichterlijke fantasie voorspelde. Behalve de naam van Van Dijck komen nog vele andere namen van Neder - landers op de lijst der gothenburgsche magistraten voor, als Van Ackeren, Van Eyck, van der Hagen, van Schoting, Amya, enz. Het behoeft nauwelijks gezegd te worden dat ook bij den aanleg van de vele waterwerken inde buurt der stad hollandsche waterbouwkundigen hun diensten hebben bewezen. JohanClaeszen, Van Wierdt en Arents mogen als zoodanig worden genoemd. Men heeft inde zeventiende eeuw reeds de verbinding van Noord- en Oostzee, dwars door Zweden heen, overwogen, die in 1832 door het Göta-kanaal eindelijk voltooid is. Zoo heeft de nederlandsche stam ook in Zweden groote dingen tot stand ge - bracht. Joh. C. B. LANGS DEN WEG Willemstraat. Het Nieuws van den dac; van 28 Februari schrijft: „Pas ineen verordering van 12 Juli 1796, dus inde eerste dagen van de Bataafsche republiek, maakte de Raad der Gemeente van Amsterdam bekend, dat de „namen van „iedere gragt en straat op de hoekhuizen van „dezelve gragten en straaten” zouden worden aangeslagen. „Die eerste officieele naambordjes welke in 1863 vervangen zijn door de tegenwoordige blauwe emaille-bordjes met witte letters, waren tamelijk onaanzienlijke houten plank - jes, die echter, want men leefde inden tijd van de Vrijheid, de Gelijkheid en de Broeder - schap, zoowel de Heerengracht de echte als de „Heerengracht zonder boomen” versierden. Die laatste benaming gaven de Amsterdammers ironisch aan een berucht grachtje van de Jordaan, het zoogenaamde Franschepad, officieel de Goudsbloemgracht, die na haar demping de Willemstraat werd. „Franschepatter was oudtijds zoo ongeveer het kort begrip van alles wat ruw, onbeschaafd en diefachtig was. Historisch kwam de naam Franschepad eigenlijk alleen toe aan den noordkant van de Goudsbloemgracht, de zij - de naar de Haarlemmerpoort toegekeerd. Met Frankrijk of met Franschep heeft de benaming niets te maken. De beste verklaring is wel die, dat hier eertijds het pad van Ouwe Frans heeft gelegen, want in het begin van de zeventiende eeuw, toen de Goudsbloem - gracht gegraven werd, komt de naam ~’t „Oude France padt” reeds voor, dus lang voordat er fransche refugiés in Amsterdam werden aangetroffen. „Dit smalle Goudsbloemgrachtje was in het midden van de vorige eeuw, met zijn vervuild water en overbevolkte woningen, een zoo ongezond en onoogelijk buurtje gewor - den, dat het Stadsbestuur tot de demping besloot. „De bewoners hadden van oudsher den naam van echte Oranje-klanten te zijn en er is zeker in Amsterdam een tijd geweest, dat de „Heerengracht zonder boomen” ook in dit opzicht een tegenstelling vormde met de andere Heerengracht en de verdere hoofd - buurten, waar de stedelijke aristocratie woon - de. En toen de nimmer rustende politieke strijd om de macht tusschen deze en het Oranjehuis op de spits was gedreven als in 1650, en Willem II zijn beruchten aanslag op Amsterdam deed, zullen er ongetwijfeld ook Franschepatters hebben meegetrokken aan de kanonnen, die de burgerij onder een Vivat Oranje de wallen opsjorde, niet wetende dat ’t tegen Zijne Hoogheid zelve ging. . . . ~’t Moeten nakomelingen van deze krijgs - hafte Amsterdammers zijn geweest, die twee honderd jaar later het stedelijk bestuur ver - zochten om hun gracht, nu deze gedempt en ineen straat veranderd was, te doopen met 35