Tekstweergave van GA-1923_MB010_00039
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
dige
beschrijving
van
Amsterdam,
waarvan
het
eerste
deel
verscheen
in
1760,
wederom
bij
Tirion.
Voor
het
schrijven
daarvan
ont
-
ving
hij
in
1758
verlof
van
het
st.edelijk
be
-
stuur
de
onderscheidene
archieven,
toen
nog
niet
voor
het
publiek
geopend,
te
mo
-
gen
raadplegen
onder
de
noodige
geheim
-
houding.
Ongeveer
te
gelijker
tijd
werd
hij
aangesteld
tot
„historie-schrijver
der
Stad”,
en
twee
jaar
later
(1760)
„beloond”
met
het
ambt
van
eersten
klerk
ter
secretarie.
Zijn
Vaderlandsche
geschiedenis
en
vooral
zijn
Amsterdam
behooren
nog
steeds
tot
onze
onmisbare
historische
literatuur.
J.W.E.
Spons
van
Blanus.
De
Haagsóhe
Post
van
20
Januari
schrijft;
„Het
was
inden
bloeitijd
der
amsterdamsche
kermis.
Op
de
Botermarkt
het
tegenwoor
-
dige
Rembrandtplein
stond
Blanus.
direc
-
teur
vaneen
paardenspel,
met
zijn
tent
naast
die
vaneen
concurrent,
een
Hagenaar,
en
beiden
trachtten
elkander
zooveel
mogelijk
te
benadeelen.
Het
w
T
as
een
gevecht
op
leven
en
dood.
De
Hagenaar
kreeg
op
het
laatst
geen
volk
meer,
en
sloot
voor
de
kermis
ten
einde
was.
Stralend
van
rechtmatige
vreugde
en
trots
hield
Blanus
een
lange,
wéldoor
-
dachte
rede
en
toonde
den
volke
ten
slotte
een
groote,
natte
rijtuigspons,
die
hij
met
beide
handen
uitkneep,
zoodat
het
water
er
aan
alle
zijden
krachtig
uitspoot.
Triomfantelijk
riep
hij
uit:
Geacht
publiek,
let
op
astu
-
blieft,
dit
is
de
zuivere
beeltenis
van
de
posi
-
tie
van
het
geval.
Zoo
geweldig
als
het
nou
uit
deze
spons
uitloopt,
zoo
loopt
het
in
mijn
circus
in!
En
daarna,
de
uitgeknepen
spons
omhoog
houdend:
Er
is
geen
druppeltje
meer
in
zóó
is
het
nou
bij
mijn
buurman
den
Hagenaar
hij
is
op
de
flacon.
.
.
Dat
is
rechtvaardig!
Het
amsterdamsche
publiek
wist
de
aardigheid
naar
waarde
te
schatten,
en
jaren
lang
bleef
de
uitdrukking;
het
is
de
spons
van
Blanus,
een
gevleugeld
woord.
Oorspronkelijk
zei
men:
geveegd
met
de
spons
van
Blanus,
wanneer
iemand
een
teleurstel
-
ling
ondervond
en
men
zich
daarover
vroo
-
lijk
maakte;
tegenwoordig
hoort
men
alleen
nog
de
platte
uitdrukking:
’m
smeren
met
de
spons
van
Blanus
(hard
wegloopen)”.
Spaansche
amsterdamsche
courant.
Hoewel
hier
en
daar
inde
literatuur
wel
eens
melding
gemaakt
werd
vaneen
te
Amsterdam
verschenen
spaansche
courant,
duurde
het
tot
1871,
eer
het
gelukte
aan
den
joodschen
bibliograaf
M.
Roest
Mz.,
een
exemplaar
aan
te
wijzen
van
de
Gnzeta
de
Amsterdam;
het
was
jaargang
1678,
verschenen
bij
David
Tartas,
thans
berustende
inde
bibliotheek
van
de
portugeesche
gemeente,
alhier.
Thans
heeft
dr.
Burger
jaargang
1675
in
handen
gekregen,
waarvan
hij
verslag
doet
inde
Februari-aflevcring
van
het
Boek.
~En
nu
de
vraag,
hoe
lang
deze
spaansche
courant
bestaan
heeft.
We
kennen
twee
jaar
-
gangen,
1675
en
1678,
zoodat
Grunwald,
die
haar
zonder
aarzeling
een
langer
bestaan
dan
een
jaar
toeschreef,
reeds
in
het
gelijk
gesteld
is.
Onlangs
echter
kwam
mij
een
portugeesche
veiling-catalogus
onder
de
oogen,
waarin
een
veel
later
nummer,
van
3
Juli
1690,
wordt
beschreven.
„Het
gelukte
mij
het
blaadje
voor
de
amsterdamsche
Universiteits-bibliotheek
te
koopen.
Het
komt
in
uiterlijk,
omvang,
druk
en
karakter
geheel
overeen
met
die
van
1675.
„Deze
vondst
vestigt
meteen
de
aandacht
op
een
andere
vraag,
die
zich
opdoet:
wat
de
courantier
beoogde
met
deze
uitgaaf.
De
schrijvers,
die
tot
dusver
deze
spaansche
courant
vermelden,
namen
als
vanzelf
spre
-
kend
aan,
dat
z'j
gedrukt
werd
voor
de
Joden
te
Amsterdam.
Dit
zal
ook
wel
zoo
zijn;
het
weinige
dat
we
van
den
drukker
weten,
wijst
er
wel
op
dat
hij
voor
zijn
geloofs-
en
stam
-
genooten
werkte.
Toch
kan
wel
degelijk
ook
verkoop
naar
de
Zuidelijke
Nederlanden
en
naar
Spanje
en
Portugal
inde
bedoeling
gele
-
gen
hebben,
en
ook
hebben
plaats
gehad.
Het
voor
den
dag
komen
vaneen
exemplaar,
zij
het
dan
ook
vaneen
enkel
nummer,
in
een
portugeesche
bibliotheek,
wijst
hierop
nu
ook.
Trouwens
de
inhoud
van
het
blad
heeft
niets
specifiek
joodsch.
Het
mag
dan
in
zijn
ontstaan
een
van
de
uitingen
wezen
van
het
levender
joodsche
kolonie
in
Amsterdam,
het
is
tegelijk
een
sprekend
getuigenis
van
de
beteekenis
van
Amsterdam,
als
een
middel
-
punt
van
het
wereldgebeuren
inde
zeventien
-
de
eeuw.”
J
W.
E.
Vechten
tegen
de
Bierkaai.
-
De
Haagsche
Post
van
24
Februari
schrijft:
„Nog
tot
het
midden
der
vorige
eeuw
ver
-
toonde
Amsterdam
het
beeld
vaneen
groote
provinciestad.
De
bewoners
waren
erg
hok
-
vast,
en
vreemden
konden
het
in
menige
wijk
niet
houden.
Tot
den
franschen
tijd
leefden
en
stierven
niet
alleen
de
meeste
Amsterdam
-
mers
van
den
geringen
stand,
maar
ook
de
meeste
gezeten
burgers
in
dezelfde
buurt
waar
ze
geboren
waren.
Hoe
zou
inde
negen
-
tiende
eeuw
dit
alles
veranderen!
Het
toe
-
nemende
verkeer
en
de
wisselende
bevolking
deden
het
oude
karakter
bijna
geheel
ver
-
dwijnen.
„Het
deel
van
de
Westzijde
van
den
O.
Z.
Voorburgwal,
gelegen
tusschen
het
Oude
-
kerksplein
en
de
St.
Jansstraat,
heette
oud
-
tijds
de
Bierkaai.
De
bewoners
van
deze
buurt
stonden
bekend
als
ruw
en
geweld
-
dadig;
nog
in
het
begin
der
negentiende
eeuw
trokken
de
Bierkaai,
Jonker-
en
Ridderstraat
en
Jodenhoek
tegen
elkander
op
om
elkaar
op
een
plein
of
een
brug
slag
te
leveren.
Dit
was
het
beruchte
hoopvechten;
doorbladeren
wij
de
oude
keurboeken,
dan
zien
wij
dat
31