Tekstweergave van GA-1923_MB010_00033
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
MEDEDEELINGEN
VAN
HET
BESTUUR
BEZOEK
AAN
HET
KONINKLIJK
PALEIS
Het
Bestuur
bericht,
dat
de
bezoeken
aan
het
Koninklijk
Paleis
van
de
derde,
vierde,
vijfde
en
zesde
groep
der
leden,
bepaald
zijn
op
Zaterdag
7,14,
21
en
28
April,
des
namiddags
te
2
ure
L
1
Dooreen
misverstand
is
de
aankondiging
van
het
bezoek
der
eerste
en
tweede
groep
op
17
en
24
Maart
in
het
vorig
nummer
niet
opgenomen.
*
*
*
NIEUWE
LEDEN
Sinds
de
vorige
opgave
zijn
tot
het
Genootschap
toegetreden
als
gewone
leden
de
heeren
Bern.
F.
Eilers,
ds.
B.
A.
Knoppers,
H.
Lauer
Jr.
en
L.
C,
J.
van
Ogtrop.
JEAN
HENRI
VAN
SWINDEN
Den
negenden
Maart
van
dit
jaar
was
het
een
eeuw
geleden,
dat
een
man
overleed,
die
gedurende
bijna
veertig
jaren
een
sieraad
was
geweest
van
het
amsterdamsch
Athenaeum:
de
hoogleeraar
Van
Swinden.
Een
woord
te
zijner
herinnering
is
voor
-
zeker
in
ons
maandblad
niet
misplaatst.
Jean
Henri
van
Swinden
weid
den
achtsten
Juni
1746
geboren
te
’s-Gravenhage,
waar
zijn
vader
mr.
Philippe
Van
Swinden
advocaat
was.
Reeds
als
kind
was
hij
een
liefhebber
van
wiskunde
en
geographie,
en
knutselde
hij
graag
aan
horloges
en
machines.
In
1763
werd
hij
naar
Leiden
gezonden
om
inde
rechten
te
studeeren,
doch
hij
voelde
zich
meer
aangetrokken
tot
de
zoogenaamde
exacte
wetenschappen,
en
deed
daarom
in
1765
het
candidaats-examen
inde
philosophie.
Den
twaalfden
Juni
van
het
volgend
jaar,
dus
na
een
nauwelijks
driejarig
verblijf
aan
de
academie,
promoveerde
hij
tot
doctor
in
dezelfde
wetenschap
op
een
latijnsch
proefschrift
over
de
aantrekkingskracht.
Vooral
aan
het
onderwijs
van
den
hoogleeraar
Gaubius,
professor
inde
geneeskunde
en
inde
chemie,
had
hij
veel
te
danken,
terwijl
zijn
oom,
mr.
Pierre
Tolosan,
broeder
van
zijne
moeder
Anne
Marie
Tolosan,
grooten
invloed
had
op
zijne
letterkundige
ontwikkeling.
Nog
in
het
jaar
van
zijne
promotie
werd
hij,
op
aanbeveling
van
den
raadpensionaris
Van
Bleiswijk,
die
zelf
een
knap
mathe
-
maticus
was,
benoemd
tot
hoogleeraar
inde
philosophie,
logica
en
metaphysica
aan
Frieslands
hoogeschool
te
Franeker.
Den
zeventienden
Maart
1767
aanvaardde
hij
dit
ambt
met
eene
redevoering
De
causis
errorum
in
rebus
philosophicis.
Met
hart
en
ziel
wierp
de
twintigjarige
hoogleeraar
zich
op
de
studie;
soms
kwam
hij
in
weken
de
deur
niet
uit,
wat
niet
bevorderlijk
was
voor
zijne
gezondheid.
De
stellingen,
die
hij
door
zijne
studenten
liet
verdedigen,
zijn
door
hem
uitgegeven
onder
den
titel
Cogitaiiones
de
variis
philosoptiiae
capitibus.
Hij
hield
zich
veel
bezig
met
de
studie
van
Newton,
en
gaf
dan
ook
in
1768
inde
werken
der
Hollandsche
Maat
-
schappij
een
nieuw
bewijs
voor
diens
binomium;
toen
hij
in
1779
het
rectoraat
had
gevoerd,
hield
hij
bij
zijn
aftreden
een
rede
De
philosophia
newtoniana.
Voorts
wijdde
hij
zich
aan
de
bestudeering
van
het
magnetisme
in
verband
met
meteo
-
rologie
en
electriciteit;
in
1777
verwierf
hij
een
gouden
medaille
van
de
Academie
te
Parijs
voor
zijn
antwoord
op
een
prijsvraag
over
de
veranderlijkheid
der
mag
-
neetnaalden,
en
eenigen
tijd
later
schonk
de
Academie
te
Miinchen
hem
dezelfde
onderscheiding
voor
eene
verhandeling
over
de
overeenkomst
tusschen
magnetisme
en
electriciteit.
Hij
schreef
verder
te
Franeker
veel
over
weerkundige
waarnemingen
en
gaf
ook
een
beschrijving
in
het
licht
van
het
beroemde
planetarium
van
Eise
Eisinga,
25