Tekstweergave van GA-1923_MB010_00029
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
kostte
/
400000.
De
breedtes
loopen
nogal
uiteen
:
de
Singelbrug
bij
het
Koningsplein
is
45
M„
de
Muntbrug
42
M.
en
de
Torensluis
brug
38
M,
De
bruggenverbreeding
is
in
het
programma
der
bruggenverbetering
een
even
belangrijk
punt
als
de
bruggenversterking;
geleidelijk
zullen
alle
bruggen
in
het
groote
verkeer
gebracht
worden
op
de
draagkracht
van
10000
K.G.
voor
rijverkeer
en
16000
K.G.
voor
tramverkeer.
Voor
het
voetgangers
-
verkeer
alleen
volstaat
500
K.G.
per
M
2
,
een
cijfer
dat
zelfs
voldoende
is
bij
gedrang.
Dat
het
verbroeden
der
drukst
bevaren
bruggen
een
onmiddellijk
belang
van
het
groote
verkeer
was,
blijkt
wel
hieruit,
dat
er
van
die
bruggen
tot
zestig
keer
daags
opengaan,
hetgeen
samen
een
verlies
tot
vijf
uren
per
dag
oplevert.
„Het
type
der
ijzeren
ophaalbrug
is,
na
heel
wat
zoeken
en
tasten
naar
het
behoud
van
het
eigenaardig-bekorende
in
dc
statuur
van
haar
houten
voorgangster,
een
veel
toegepast
type
geworden
:
zij
voldoet
niet
alleen
aan
schoonheids-eischen
in
zekere
omgevingen,
maar
zij
heeft
ook
technisch
haar
voordeelen.”
Het
drukke
verkeer
is
een
belangrijke
moeielijkheid
;
bij
eiken
overgang
stoot
de
tram
op
den
overgang
van
los
naar
vast
brugdeel.
De
chef
der
afdeeling
Bruggenbouw,
ir.
W.
A,
de
Graaf
heeft
berekend
dat
over
de
Hooge
Sluis
dagelijks
3600
tramwagens
veroorzaken
2
x
3
X
3600
d.i.
21
600
stooten
:
elke
stoot
heeft
een
kracht
van
4000
tot
7000
K.G.
Nog
weet
het
blad
te
berichten
dat
in
voor
-
bereiding
is
de
bouw
vaneen
nieuwe
brug
over
het
Noordhollandsch
kanaal,
een
ophaal
-
brug
van
groot
type,
welke
de
grootste
van
ons
land
zal
worden.
J.
W.
E.
OUD
EN
NIEUW
UIT
AMSTERDAM’S
VERLEDEN
Het
getae
elf.
De
Haagsche
Post
van
2
December
schrijft
:
Amsterdamwas
inde
zestiende
eeuw
in
elf
wijken
verdeeld
;
en
toen
er
later,
in
het
midden
der
zeventiende
eeuw,
door
de
ver
-
grooting
der
stad,
veel
meer
wijken
waren,
had
toch
weer
elk
regiment
der
schutterij
elf
vendels.
De
groote
kermisparade
van
de
schutters
op
den
Dam
moest
ook,
om
de
plechtigheid
volkomen
te
maken,
elf
dagen
duren.
Nog
meer:
de
amsterdamsche
voet
telde
elf
duimen,
de
Jordaan
elf
grachten
en
de
Hoogesluis
ook
„elf
doorvarende
bogen”.
Telde
men
de
nederduitsch
gereformeerde
kerken,
dan
waren
het
er
ook
elf.
Ja,
zelfs
nog
inden
bataafschen
tijd,
toen
men
zich
in
zoo
menig
opzicht
van
alle
oude
traditiën
losmaakte,
was
Amsterdam
al
weer
in
elf
districten
verdeeld.
En
waarom
was
elf
te
Amsterdam
zoo’n
geliefd
getal
?
Niemand
die
het
weet
of
er
zelfs
naar
gissen
kan.
Omtrent
Brussel
heeft
men
lang
geleden
de
opmerking
gemaakt
dat
daar
alles
bij
zevenen
ging
en
een
lange
lijst
samengesteld
van
dingen
waarop
het
heilige
zevental
werd
toegepast.
Schrandere
koppen
hebben
daarvoor
deze
vernuftige
uitlegging
gevonden,
dat
de
naam
der
stad
ook
uit
zeven
letters
bestaat.
Amsterdam
spelde
vroeger
haar
naam
:
Amstelredam,
en
dat
zijn
precies
weer
elf
letters
!
Sint
Nicolaas.
De
Slads-Edilie
O.
H.
C.
van
10
Januari
vertelt
dat
in
het
December
-
nummer
van
Holland
and
her
Colomes
een
uitgave
van
de
Nederlandsche
Kamer
van
Koophandel
te
New-York
is
opgenomen,
een
vertaling
van
het
bekende
kinderliedje
over
den
amsterdamschen
stads
heilige.
Saint
Nicholas,
good
holy
man
!
Put
on
the
Tabard,
best
you
can,
Go.
clad
therewith,
to
Amsterdam,
From
Amsterdam
to
Hispanje,
Where
apples
bright
of
Oranje,
And
likewise
those
granate
surnam’d,
Roll
through
the
streets,
all
free
unclaim'd,
Saint
Nicholas.
my
dear
good
friend
:
To
serve
you
ever
was
my
end,
If
you
will,
now,
me
something
give,
ITI
serve
you
ever
white
T
live.
J.W.E.
Amsterdam
en
de
dans,
De
Telegraaf
van
g
Januari
schrijft:
„Het
voorstel
inden
gemeenteraad
om
den
naam
van
Amsterdam
als
wereldstad
op
te
houden
door
verlof
te
geven
tot
openbare
dansgelegenheden,
gelijk
in
andere
europeesche
hoofdsteden,
heeft
vooreerst
geen
toekomst,
zoolang
Amstels
burgervader
er
zijn
veto
over
uitspreekt.
~'t
Werd
gezegd
dat
zoo’n
navolging
een
inbreuk
op
de
traditie
zou
zijn,
en
dat
onze
gereformeerde
voorvaderen
zulke
ijdelheden
niet
toelieten;
hetgeen
slechts
onder
voor
-
behoud
waar
is.
Want
zoo
de
Kerk
er
al
tegen
ijverde,
het
volk
liet
zich
dit
vermaak
niet
ontnemen,
getuige
de
vele
„danskamers”
die
het
oude
Amsterdam
rijk
was.
De
deftige
herbergen,
zooals
het
Schild
van
Frankrijk
op
den
Dam,
de
Prins
inde
Nes,
de
Heeren
-
logementen
en
Stadsherbergen
lieten
het
dansen
niet
toe,
zoo
min
als
een
„musieckgen”
of
het
„toeback
drineken”,
maar
inde
tweede
-
rangs
inrichtingen
kon
men
voor
dit
alles
terecht.
De
musicyns,
die
op
bruiloften
en
partijen
werden
genoodigd,
openden
dikwijls
danskamers,
waar
overdag
de
kunst
onder
wezen
werd,
en
des
avonds
danspartij
gehouden.
Het
Huis
Lustenburg
en
het
Huis
te
Sinneiusl
hadden
een
gevestigde
reputatie
voor
muziek
en
dans,
zoomede
de
muziekherberg
van
Eduard
Hanncock,
die
op
’t
Rokin
inde
Power
van
Londen
gevestigd
was.
Danskamers
van
minder
gehalte
vond
men
inde
straatjes,
die
op
de
Schans
uitliepen,
en
op
de
paden
aan
den
Buitensingel.
Daar
kwamen
vaak
21