Tekstweergave van GA-1923_MB010_00027

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Aan de noordzijde zijnde Desolate Boedelkamer en de Assurantiekamer op de - zelfde wijze behandeld. De schouwen hebben hier geen zuilen, doch de kroonlijst wordt door consoles gedragen. Het schoorsteenstuk in het eerste vertrek is een zeer fraai werk van den vermaarden Thomas de Keyser, die, nadat hij van 1619 tot 1640 schilder geweest was, tot het steenhouwersvak was teruggekeerd en sedert slechts af en toe nog het penseel voerde. De meester heeft hier Ulysses voorgesteld, die in „desolaten” toestand zich tot Nausikaa en haar gezellinnen wendt. Het schoorsteenstuk inde Assurantiekamer is van Willem Brassemerij, gezegd Strijcker en verbeeldt Ariadne, die aan Theseus het kluwen geeft, dat hem in staat zal stellen, zijn weg uit den doolhof te vinden. Op den noordoostelijken hoek ligt de Weeskamer. Hier wordt de schouw door jonische zuilen van zwart marmer, met kapiteelen en basementen van wit marmer, gedragen. Ook de sierlijk met kinderkopjes gebeeldhouwde fries is van wit marmer. Het schoorsteenstuk, dat Lycurgus verbeeldt, die zijn neef als zoon aanneemt, is van Cornelis Holsteyn, die ook de zoldering heeft beschilderd met de gerechtigheid, die kinderen onder haar hoede neemt en omgeven wordt door vier paneelen met zwevende kinderfiguurtjes. Voorheen werd dit alles door verguld ornament om - geven, dat in 1808 is overgewit. Het voorvertrek dezer zaal, waardoor men thans naar de noordelijke galerij gaat, heeft een met vogels beschilderde zoldering, die in 1808 eveneens gewit is. Gelijkstraats is slechts de kamer van Commissarissen der Wisselbank rijk behandeld. Hier bevindt zich een schouw van groen marmer, terwijl de bogen van het gewelf door gebeeldhouwde pilasters worden gedragen. De muurkasten zijn met gouden ornament op bruinen grond beschilderd. De vertrekken op de tusschenverdieping zijn over het algemeen zonder versierselen. In die aan de zuidzijde ziet men het gewelf, dat oorspronkelijk de Secretarie dekte en dat door fraai gebeeldhouwde kraagsteenen wordt gedragen. Blijkbaar is de vloer, die nu het gewelf van de zaal scheidt, in 1808 gemaakt, toen ook de scheidings - muur werd aangebracht. De trouwkamer, aan de noordzijde op de tusschenverdieping gelegen, heeft een wit marmeren schouw met consoles ; inde gebeeldhouwde fries wijzen twee rechter - handen, die elkander drukken, op de bestemming van het vertrek. A. W. Weissman LANGS DEN WEG Paleis. Mr. A, Loosjes, de redacteur van Builen, schrijft inde nummers van 6 Januari en vlg. over ons stadhuis-paleis. Ziehier een paar fragmenten. ~Over de beteekenis van ~’s werelds achtste ~wonder”, als kunstwerk, kan verschillend gedacht worden ; de lof dat het ~ ’s bouwkunst „schoonste uiting” genoemd moet worden, zal niet ieder het willen toezwaaien. Maar als geschiedkundig monument, als openbaring van Amsterdam’s majesteit en rijkdom, als zetel van trotsche regenten, die de machtigste stad van het belangrijkste gewest, Holland, bestuurden, en zoodoende ook direct of in - direct invloed uitoefenden op den loop der zaken in alle de Zeven Provinciën, neemt het en daarover kan géén verschil van meening bestaan in ons land een eerste, misschien wel eerste plaats in. Ziehier alles in het gebouw, wat rechtstreeks aan den worstelstrijd met Spanje herinnert. Maar bezwaarlijk was dit mogelijk zonder ook te spreken van de mannen, die in dezen strijd zóó vooraan zijn gegaan, dat men zich zonder hen het welslagen nauwelijks denken kan : vaneen Willem I, een Maurits, een Frederik Hendrik. En daarom, zoo dachten de heeren regeerders, er maar liever over gezwegen, en de noodige motieven ontleend aan de ro - meinsche oudheid, aan de mythologie, aan de oud-testamentische verhalen een enkele maal, aan het tijdvak der Batavieren des - noods”. En verder: ~Het is verwonderlijk hoe weinig datgene wat leefde inde groote massa van het volk, in dit stadhuis tot uiting komt, er is niet alleen geen punt van aanraking met de nationale overleveringen der middel - eeuwen, er is ook een volkomen uegeeren van de gereformeerde geloofs-opvattingen, en men constateert met verbazing, dat in dier mate de geest van de mannen der dortsche Synode verre stond van den patriciërs, die de groote 19