Tekstweergave van GA-1923_MB010_00022
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Naast
de
serieën
door
Stadsschoon
samen
-
gesteld,
die
als
het
ware
meerde
lichamelijke
schoonheid
onzer
prachtige
stad
geven,
voelen
wij
inde
serie
van
den
heer
Eijlers
meerde
mysterieuze
ziel
vastgelegd.
Het
is
te
hopen,
dat
die
tot
velen
zal
weten
te
spreken,
zoodat
spoedig
een
nieuwe
serie
kan
worden
begonnen.
S.
Straatnamen.
De
amsterdamsche
straat
-
namen
hebben
alle
eene
beteekenis,
al
is
in
den
loop
der
jaren
van
de
bekendheid
dier
beteekenis
wel
veel
verloren
gegean.
De
Dollebegijnensteeg
draagt
haren
naam
naar
bewoonsters
die
de
tegenbeelden
waren
der
vrome
zusjes
op
't
Begijnhof.
Ineen
keur
van
1629
kan
men
lezen
dat
er
veel
kroegen
in
die
steeg
waren
en
dat
daar
„groote
in
-
solentie
ende
moetwil
bedreven
wert”,
en
wij
herkennen
dus
in
die
„dolle
begijnen”
de
priesteressen
dier
Bacchustempels.
De
Fransche
laan.
Ter
Gouw
zegt
in
Amstelo
-
damiana
(I,
194):
En
hoe
komt
de
Fransche
laan
inde
Plantage
aan
dien
naam.
Zij
is
geen
zier
franscher
dan
hare
medelanen.
Toen
de
Plantage
werd
aangelegd
zijn
er
in
de
lengte
twee
groote
lanen
en
inde
breedte
vier
kruislanen
door
getrokken.
De
breedste
van
de
twee
groote
lanen
die
recht
op
de
Muiderpoort
aanloopt
werd
„de
groote-
of
Middellaan
genoemd
en
denkelijk
de
andere,
die
er
naast
lag,
de
„Voorhandschelaan”
wat
tot
Fransche
laan
is
saamgetrokken.
Omtrent
de
Stilsteeg
is
een
uitvoerige
be
-
schrijving
te
vinden
eveneens
bij
Ter
Gouw
(blz.
186-187,
218,
2
49)
te
uitgebreid
om
hier
te
vermelden;
echter
is
hij
er
ook
niet
in
geslaagd
een
oplossing
te
vinden,
welke
hem
bevredigde.
Zaterdagsche
Brug
en
Gang.
Drie
zater
-
dagsche
namen
vindt
men
op
de
Lindengracht:
de
Zaterdagschebrug,
de
Zaterdagschestraat
en
Zaterdagschegang.
Aangaande
die
brug
werd
mij
voor
eenige
jaren
inde
Jordaan
verhaald,
dat
zij
dien
naam
gekregen
had
om
haar
hoogte
en
steilte,
zoodat
het
een
zater
-
dagsche
toer
was,
er
met
een
kar
of
houtwagen
tegenop
te
komen,
doch
de
zegsman
erkende
tevens,
dat
er
nog
wel
tien
bruggen
inde
Jordaan
waren
even
zaterdagsch
als
deze.
De
naam
is
al
oud;
reeds
voor
1663
heetten
die
brug
en
die
straat
zoo,
en
toen
wist
men
al
niet
meer
waarom
;
anders
zou
zeker
Filips
von
Zesen
’t
wel
verteld
hebben.
A.
H.
W
OLE.
De
onbegrijpelijke
naam
Dolle
-
begijnensteeg
schijnt
in
verband
te
staan
met
een
begijn,
waarmede
eens
iets
geschied
moet
zijn,
want
er
was
oudtijds
een
versje,
waarin
voorkomt
:
en
toen
kwam
er
een
dolle
begijn
die
vroeg
aan
mijn
of
hisse,
krisse,
krasse,
krullenmarijn
ook
goed
papier
zou
zijn
!
!
!
!
Wie
weet
de
herkomst
van
dezen
nonsens
?
Waterlooplein
was
voorheen
genaamd
Houtmarkt.
Stroomarkt
was
nog
niet
lang
geleden
het
begin
van
den
Singel
bij
de
Nieuwendijk.
Misschien
is
de
Oetewalerweg
eens
Noord
-
straat
gedoopt,
door
de
vroede
vaderen
daar
uit
de
buurt;
oudtijds
heeft
die
weg
altijd
Oetewalerweg
geheeten.
Het
begin
werd
later
verdoopt
in
Linnaeusstraat.
Vander
Horst.
OUD
EN
NIEUW
UIT
AMSTERDAM’S
VERLEDEN
Het
weren
van
vreemdelingen
op
de
Effectenbeurs.
Mr.
Izak
Prins
bespreekt
in
het
Centraal
blad
êoor
Israëlieten
in
Neder
-
land
van
12
Januari
het
besluit
van
de
Ver
-
eeniging
voor
den
Effectenhandel
ter
wering
van
buitenlandsche
elementen
;
hij
doet
zulks
in
het
bijzonder
ten
opzichte
eener
beteekenis
voor
de
Jodenheid.
Op
grond
van
de
historie
heeft
dit
besluit
geenszins
zijn
instemming
en
mr.
Prins
hoopt:
~dat
de
amsterdamsche
Effectenbeurs,
de
slappe
tijdgeest
te
boven
gekomen,
zich
weer
zal
vermannen,
en,
haar
glorieuze
traditie
getrouw,
terug
zal
keeren
van
de
dwalingen
haars
weegs”.
J.
W.
E.
J.
F.
Houwing,
wiens
leven
inde
Levens
-
berichten
van
de
Maatschappij
der
neder
-
landsche
Letterkunde
door
prof.
E.
M.
Meyers
wordt
beschreven,
werd
17
April
1857
te
Blokzijl
geboren.
In
1876
werd
hij
student
te
Leiden,
waar
hij
23
Juni
1883
inde
klassieke
letteren
promoveerde
met
een
proefschrift
De
Romanormn
legibus
sumptuariis.
Daarna
ging
hij
over
tot
de
rechtstudie;
juist
vijf
jaar
na
zijn
eerste
promotie
promoveerde
hij
inde
rechtswetenschap
op
een
dissertatie
Dwaling
hij
overeenkomst
naar
nederlansch
recht.
Eerste
gedeelte
(art.
1358
8.W.)
Hij
was
toen
reeds
eenigen
tijd
repititor
in
Leiden
en
bleef
dat
ook
na
zijn
promotie.
In
1891
werd
hij
benoemd
tot
ambtenaar
aan
het
openbaar
ministerie
bij
het
kantongrecht
te
Hoorn,
in
1893
tot
rechter
inde
rechtbank
te
Amsterdam.
Reeds
10
Juli
1895
werd
hij
benoemd
tot
hoogleeraar
in
het
burgerlijk
recht
en
de
burgerlijke
rechtsvordening
aan
de
Universiteit
van
Amsterdam.
Tot
19
September
1910
is
hij
in
functie
gebleven;
toenemende
en
aanhoudende
ziekte
dwong
hem
zijn
ontslag
te
nemen.
Hij
ging
in
het
toen
nog
stille
Doorn
wonen;
daar
is
hij
10
Maart
1921
gestorven.
Van
zijn
onderwijs
zegt
prof.
Meyers
:
„Het
was
zijn
rechtmatige
trots,
dat
na
zijn
optreden
het
burgerlijk
recht
in
Amsterdam
het
geliefkoosde
studievak
der
studenten
geworden
was
en
dat
onder
zijn
leiding
een
reeks
van
dissertaties
was
tot
stand
gekomen,
als
geen
andere
academie
kon
aanwijzen.
Straks
zag
hij
vijf
van
zijn
14