Tekstweergave van GA-1923_MB010_00021
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
zeker,
waarop
een
viertal
lantaarn-houders
in
stijl
en
twee
reusachtige
steenen
water
-
bekkens.
die
hun
bekoring
zouden
kunnen
hebben
als
daarin,
althans
’s
zomers,
steeds
het
water
uit
fonteinen
zou
neerkletteren.
Maar
dat
gebeurt
niet.
Genoemde
water
-
bekkens
zijn
inden
regel
gevuld
met
alles
-
behalve
rein
water,
waarin
de
straatjeugd
allerlei
soort
van
ongerechtigheden
smijt
en
op
het
pleintje
zelf
staan
meestal
eenige
onooglijke
loodsjes
van
de
stadsreiniging
of
van
bouwwerken
inde
buurt
't
schijnt
er
niet
op
aan
te
komen
;
’t
is
immers
maéx
de
stille
zijde,
waar
het
publiek
niet
noodig
heeft-
—
of
op
die
wijze
de
toegang
tot
de
hoofdstad
al
leelijk
wordt
gemaakt,
doet
blijkbaar
minder
ter
zake.
Men
heeft
van
sommige
zijden
wel
ééns
aangedrongen
op
een
plantsoen
op
de
plek
van
den
Dam,
waarover
de
laatste
jaren
zooveel
te
doen
is
geweest
m.i.
ten
onrechte,
want
die
plaats
leent
zich
al
bijster
slecht
voor
plantsoen,
doch
zonderling
genoeg
schijnt
niemand
er
nog
ooit
aan
gedacht
te
hebben
in
het
midden
van
het
Beursplein
eens
een
mooi
bloempark
te
leggen
en
daaromheen
eenige
zitbanken
te
plaatsen
’t
zou
die
stille
zijde
heel
wat
mooier
aankleeden
dan
groote
waterbekkens
vol
vuil
water
en
leelijke
loodsjes.
De
tweede
verwaarloosde
stille
zijde
in
de
onmiddellijke
nabijheid
is
die
van
het
Rokin.
Inde
latere
jaren
is
die
ontegenzegge
-
lijk
heel
wat
opgeknapt,
doordat
er
eenige
groote
gebouwen,
o.a.
het
gebouw
der
Rotler
-
damsche
Bank
verrezen
zijn
maar
tóch
’t
is
nog
een
slecht
bedeeld
stadsgedeelte.
In
vroeger
jaren
telde
men
er
eenige
huizen
van
verdacht
allooi,
die
verdwenen
zijn
toen
de
gewijzigde
politie-verordening
ze
veroor
-
deeld
had;
waar
het
daar
even
genoemde
bankgebouw
staat,
zetelde
eenigen
tijd
de
studentensoos
en
was
er
’s
avonds
door
de
vroolijke
jeugd
eenige
levendigheid,
doch
toen
die
verdwenen
was,
keerde
de
stilte
aan
de
stille
zijde
terug
en
ze
heerscht
er
nog,
en
tusschen
de
levendige
en
stille
zijde
stroomt
neen,
stroomt
juist
niet
het
gore
water
van
het
Rokin.
Ter
Gouw
vermeldt
in
zijn
beschrijving
van
Amsterdam
dat
het
water
in
vroegere
eeuwen
heette
het
Rak-in,
d.w.z.
de
binnenvaart,
die
inwaarts
loopt,
in
tegen
-
stelling
met
het
Damrak,
de
vaart
naar
buiten,
en
dat
die
naam
Rak-in
verbasterd
werd
tot
Rokin
en
zelfs
tot
Ruk-in,
doch
het
Rokin
is
nog
steeds
niet
„ingerukt”.
Jaren
en
jaren
is
van
verschillende
kanten
aangedrongen
op
het
dempen
van
die
onoog
-
lijke
sloot,
althans
van
dat
gedeelte
waarin
heelemaal
geen
scheepvaart
meer
is,
tusschen
Dam
en
Spui,
opdat
men
daar
zou
kunnen
krijgen
een
flinke
verkeersweg
en
de
stille
zijde
van
het
Rokin
zou
opgehaald
worden
uit
haar
isolement
en
de
gelijk
waardige
kunnen
worden
van
de
bevoorrechte
andere.
nu
levendige
zijde
maar
tot
heden
is
er
nooit
van
gekomen
en
thans
slechte
tijden,
berooide
gemeente-financiën
weinig
kans
;
de
stille
zijde
zal
nog
wel
vooreerst
stil
blijven.
„En
ten
slotte
de
derde
stille
zijde,
waarover
het
thans
gaat,
die
van
het
Rembrandtplein
:
ook
al
een
oude
geschiedenis.
„Degenen,
die
Amsterdam
kennen,
weten
dat
dit
stadsplein
aan
den
kant
der
Regu
-
liersbreestraat
eender
levendigste
plekken
der
stad
is
met
zijn
tramverkeer
en
zijn
koffiehuis-terrassen,
die
vooral
op
de
zomer
-
avonden
hun
groote
aantrekkelijkheid
voor
stadgenoot
en
vreemdeling
hebben.
Het
voet
-
gangersverkeer
gaat
hoofdzakelijk
over
het
trottoir,
dat
langs
het
plantsoenhekje
ligt,
omdat
dit
verkeer
zich
beweegt
tusschen
Reguliersbreestraat
en
Utrechtschestraat.
Langs
het
plantsoenhek,
omdat
dit
het
eenige
plein
in
Amsterdam
is,
waarvan
het
midden
een
aanplant
heeft
van
boomen
en
bloemperken
om
het
standbeeld
van
Holland's
grootsten
schilder,
naar
wien
het
plein
is
genoemd.
„En
aan
den
anderen
kant
van
dat
plant
-
soen
is
de
stille
zijde,
die
echter
in
latere
jaren
ook
haar
levendigheid
heeft
gekregen
dooreen
aantal
cafe's,
waarvan
dat
van
het
steeds
gegroeide
Hotel
Schiller
wel
het
voornaamste
is.
Niettemin,
het
verkeer
langs
die
stille
zijde
is
van
geen
beteekenis,
trouwens
het
smalle
trottoir
langs
het
plantsoenhek
leent
zich
daar
ook
niet
voor.
„Het
Rembrandtplein
had
in
jaren
uit
het
verleden
geen
stille
zijde.
Na
afbraak
der
Regulierspoort
in
1658
werd
er
de
Reguliers
-
markt
gelegd,
die
als
botermarkt
dienst
deed,
terwijl
op
het
gedempte
deel
der
Regu
-
liersgracht
in
1876
door
de
oprichting
van
Thorbecke’s
standbeeld
in
ïhorbeckeplein
herdoopt
kaasmarkt
werd
gehouden.
De
beide
markten
verdwenen
in
1870
en
toen
werd
het
huidige
plantsoen
aangelegd
op
de
Botermarkt,
die
tot
Rembrandtplein
werd
omgedoopt,
toen
Rembrandt’s
standbeeld,
hetwelk
in
1852
voor
den
ingang
der
Reguliers
-
dwarsstraat
was
onthuld,
in
1875
naar
zijn
huidige
standplaats
verhuisde”.
Briefkaarten
met
amsterdamsche
stads
-
gezichten.
Het
is
een
genoegende
aan
-
dacht
te
kunnen
vestigen
op
een
serie
van
twaalf
briefkaarten,
die
door
den
kunst-
en
reproductie-fotograaf
Bern.
F.
Eijlers
zijn
gemaakt.
Het
zijn
ware
kunstwerkjes,
die
hier
in
photogravure,
op
geschept
carton,
voor
75
cent
per
serie,
verkrijgbaar
zijn.
De
schoonste
is
ongetwijfeld
die
met
den
Montel
-
baanstoren,
welke
met
de
schuit
op
den
voor
-
grond
zoozeer
spreekt
van
de
onvolprezen
schoonheid
van
het
water.
Doch
ook
de
grachten
hebben
zeer
artistieke
beelden
ge
-
geven,
waaraan
de
fijne
en
langzamerhand
ongekende
pracht
der
berijpte
boomen
een
bijzondere
bekoring
hebben
gegeven.
13